Unit 3 - Lesson 4

Unit 3 - India
Money
De roepie is de munteenheid van India. Eén roepie is honderd paise.
De volgende munten worden gebruikt: 50 paise en 1, 2 en 5 roepie. Het papiergeld is beschikbaar in 1, 2, 5, 10, 20, 50, 100, 500, 1000 en 2000 roepie. 1 Indiase roepie is gelijk aan 0,011 Euro. 1 Euro is dus 91 roepie.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 3 - India
Money
De roepie is de munteenheid van India. Eén roepie is honderd paise.
De volgende munten worden gebruikt: 50 paise en 1, 2 en 5 roepie. Het papiergeld is beschikbaar in 1, 2, 5, 10, 20, 50, 100, 500, 1000 en 2000 roepie. 1 Indiase roepie is gelijk aan 0,011 Euro. 1 Euro is dus 91 roepie.

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do today?
  • What have you learned last lesson?
  • Today's goal
  • Grammar
  • Reading
  • Individual work

Slide 2 - Tekstslide

What 3 new words have you learned last lesson (write the English word)?

Slide 3 - Open vraag

Today's goal
Today's goal is to know when and how to use 'used to'.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Grammar - 'Used to'

Slide 6 - Tekstslide

Grammar - 'used to'
Gebruik: Je gebruikt 'used to' om te verwijzen naar dingen die eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan vaak ‘Vroeger…’.

Hoe: used to + hele werkwoord (zonder to)

Slide 7 - Tekstslide

Grammar - used to
+ My grandfather used to work ten-hour shifts in the factory.

Bij vragende en ontkennende zinnen haal je 'did' erbij en haal je de -d bij 'used to' weg:

? Did your father use to wear a uniform at the factory?
- There didn't use to be a factory here.

Slide 8 - Tekstslide

Do you know people who used to do something?


1. I used to .........
2. My father used to .....
3. My neighbours used to ......
4. Our football team used to ....

Slide 9 - Tekstslide

Vul in, gebruik 'used to' + het ww:
(+) My dad ................ (to cycle) to work every day.

Slide 10 - Open vraag

Vul in, gebruik 'used to' + het ww:
(-) I ................ (to like) sprouts when I was a kid.

Slide 11 - Open vraag

Vul in, gebruik 'used to' + het ww:
(?) ............ your mum ............. (to play) in a band when she was young?

Slide 12 - Open vraag

Individual work
Go to Lesson 3.4, exercise: 8 (basis + kader)

Listen to the explanation
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Reading
Go to lesson 3.4, exercise: 11 (Basis), 10 (Kader)

Listen to the explanation.

Slide 14 - Tekstslide

What have you learned this lesson?

Slide 15 - Open vraag

Homework:
Do online: Finish Lesson 3.1 - 3.3 + 
Basis: Lesson 3.4 exercise: 8 + 11
Kader: Lesson 3.4 exercise: 8 + 10

Learn: Words Lesson 3.4




Slide 16 - Tekstslide