M3 H3 Formules en Grafieken

Is deze grafiek lineair of niet?
A
Ja
B
Nee
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Is deze grafiek lineair of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte lijn
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor soort grafiek is dit?
A
Lineaire grafiek
B
Vloeiende kromme
C
Periodieke grafiek

Slide 3 - Quizvraag

Welke grafiek hoort bij een periodieke grafiek?
A
plaatje 1
B
plaatje 2
C
plaatje 3
D
plaatje 4

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn variabelen in een formule
A
getallen
B
woorden en/of letters
C
letters en getallen

Slide 5 - Quizvraag

Variabelen in een woordformule
In de woordformule     
   huurprijs in euro = 15 + 5 x tijd in dagen
zijn de woorden de variabelen



Slide 6 - Tekstslide

Woordformule omzetten in formule met letters
woordformule        huurprijs in euro = 15 + 5 x tijd in dagen

Letterformule is dan
h = 15 + 5t  
h: huurpijs in euro
t: tijd in dagen 
=> vermeld onder de formule wat de eenheid is en het x teken tussen 5 en t mag je weglaten

Slide 7 - Tekstslide

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de variabelen in de formule?
A = 2500 - 25t

A
A
B
A en t
C
t
D
geen idee

Slide 10 - Quizvraag

afstand in km = 10 + 6t
Wat is de afstand als t = 0
A
10
B
16
C
6
D
0

Slide 11 - Quizvraag

Maak van deze woordformule een letterformule.
winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3a
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t
D
w = 5 + 3t

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een richtingscoëfficiënt?
A
stijggetal
B
daalgetal
C
stijg- of daalgetal

Slide 13 - Quizvraag

Welk getal in de formule is de rc?
Hoeveelheid = 35 + 5 x aantal minuten
A
35
B
5
C
Hoeveelheid
D
aantal minuten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de rc van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de volgende formule?


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de volgende formule?


B = 8,5t
A
8,5
B
kun je niet weten
C
1
D
0

Slide 17 - Quizvraag

Welke formule heeft als begingetal 2?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quizvraag

3.3 Regelmaat 
Je gaat regelmaat ontdekken in tabellen

Bekijk eerst het uitlegfilmpje en lees daarna de theorie 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Hoe bereken of zie je de richtingscoëfficiënt in een tabel?
A
toename onder : toename boven
B
toename boven : toename onder

Slide 21 - Quizvraag

Als er in een tabel geen regelmaat is, kan je dan een lineaire formule maken?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het
begingetal?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 23 - Quizvraag

Ik wil bij een grafiek een formule schrijven. Waarmee begint de formule?
A
variabele bij de horizontale as
B
variabele bij de verticale as
C
Begingetal
D
Stijg- of daalgetal

Slide 24 - Quizvraag

Maak van alle onderdelen en bestaande formule
variabele verticale as
Begingetal
r.c.
=
+
x
variabele horizontale as

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de richtingcoëfficiënt bij deze grafiek?
A
400
B
100
C
-100
D
-500

Slide 27 - Quizvraag

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 28 - Quizvraag

Grafieken met dezelfde richtingscoëfficiënt zijn/hebben:
A
Snijdend
B
Evenwijdig
C
Hetzelfde beginpunt op de horizontale as
D
Hetzelfde beginpunt op de verticale as

Slide 29 - Quizvraag

3.3/3.4: Regelmaat in tabellen en formules maken
In de tabel hiernaast zit regelmaat, regelmatige toename.
  • Er komt elk uur 3,5 liter bij.
  • De r.c. is 3,5.
  • Er is een lineair verband.
  • Om een lineaire formule te maken, gebruik je:
    variabele onder in de tabel = begingetal + r.c. X variabele boven in de tabel
  • Wat is de letterformule bij bovenstaande tabel?
  • l = 3,5 + 3,5t
    l: inhoud in liter
    t: tijd in uren

t = tijd in uren        l = inhoud in liter

Slide 30 - Tekstslide

Mo zit in een reuzenrad. In de grafiek zie je de hoogte van Mo in het reuzenrad.
a. Wat is het maximum?
b. Wat is het minimum?
A
maximum= 18 minimum= 2
B
maximum= 20 minimum= 0
C
maximum= 360 minimum= 0
D
maximum= 2 minimum= 18

Slide 31 - Quizvraag

Wat is van de grafiek hiernaast de periode?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Hoeveel seconde is de periode?
A
1,5
B
3,5
C
5
D
10

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de periode?
A
0,5
B
1
C
4
D
8

Slide 34 - Quizvraag

Gebogen grafiek
periodieke grafiek
Lineaire grafiek

Slide 35 - Sleepvraag

Evenwichtsstand
Periode
Amplitude

Slide 36 - Sleepvraag

15
5
6
Periode
Evenwichtsstand
Amplitude

Slide 37 - Sleepvraag

Welk soort grafiek zie je in deze afbeelding?
A
Lineaire grafiek
B
Parabool
C
Periodieke grafiek
D
Vloeiende kromme

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de amplitude?
A
0 m
B
30 m
C
20 m
D
15 m

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de frequentie per minuut1
A
1 : 0,05 = 20
B
60 : 0,005 = 12000
C
1 : 0,10 = 10
D
60 : 0,10 = 600

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de frequentie per uur?
A
90 per uur
B
30 per uur
C
1,5 per uur
D
40 per uur

Slide 41 - Quizvraag