Capítulo 4

Hoy es
el 10 (diez) de marzo
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoy es
el 10 (diez) de marzo

Slide 1 - Tekstslide

Hoy: ¿Qué vamos a hacer?
Repasar: IR
Repasar los números 0-30
Horario y la hora

Slide 2 - Tekstslide

Practicar el verbo IR
Open de pagina van verbuga.eu en oefen de vormen van het werkwoord IR voor 5 minuten. 
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Yo
Él / ella / usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos / ellas / ustedes
voy
vas
va
vamos
vais
van

Slide 4 - Sleepvraag

Voy a la escuela
A
Jij gaat naar school
B
Zij gaat naar school
C
Ik ga naar school
D
Zij gaan naar school

Slide 5 - Quizvraag

Vamos a clase de castellano/español
A
Wij gaan naar de Spaanse les
B
Zij gaan naar de Spaanse les
C
Jullie gaan naar de Spaanse les
D
Ik ga naar de Spaanse les

Slide 6 - Quizvraag

¿Vais al instituto mañana?
A
Gaan we morgen naar school?
B
Gaan jullie morgen naar school?
C
Ga je morgen naar school?
D
Gaan jullie vandaag naar school?

Slide 7 - Quizvraag

naar = a (voorzetsel)
Als de plaats vrouwelijk enkelvoud is: a la piscina
Als de plaats vrouwelijk meervoud is: a las piscinas
Als de plaats mannelijk enkelvoud is: al instituto 
(LET OP:  a + el bestaat niet!)
Als de plaats mannelijk meervoud is: a los institutos
Als de plaats een land, of naam van een plek is:
vamos a España  /  voy a Nimega

Slide 8 - Tekstslide

A la
A las
Al
A los
A
Vrouwelijk
Mannelijk
Plaats
instituto
panadería
Centro comercial
escuela
clase
clases
Druten
Holanda
dormitorios
amigas

Slide 9 - Sleepvraag

¿Cómo vas a ...?

Slide 10 - Tekstslide

ir a ...  / ir en ...
gaan naar ..
/ met de ... gaan

Slide 11 - Tekstslide

¡practicamos!
Vul de juiste vorm van het werkwoorden IR (gaan) in.

Slide 12 - Tekstslide

1. Mañana ___________ al instituto. (yo)

Slide 13 - Open vraag

2. ¿Adónde ___________ ? (nosotros)

Slide 14 - Open vraag

3. Mis padres ___________ a trabajar.

Slide 15 - Open vraag

4. Siempre ____________ a nadar en la piscina. (tú)

Slide 16 - Open vraag

5. Normalmente, Mariana ________ al centro en autobús.

Slide 17 - Open vraag

6. ¿__________ a casa? (vosotros)

Slide 18 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnen naar het Spaans.

Slide 19 - Tekstslide

1. Ik ga naar de supermarkt.

Slide 20 - Open vraag

2. Ga jij naar de les?

Slide 21 - Open vraag

3. Wij gaan naar de docente.

Slide 22 - Open vraag

Schoolvakken
(in het Spaans, ¡claro!)

Slide 23 - Woordweb

LOS NÚMEROS
del 0 al 30

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide


Once
Doce
Trece
Catorce
Quince
Dieciséis
Diecisiete
Dieciocho
Diecinueve
Veinte

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Welke nummers hoor je hier?

Slide 28 - Open vraag

Welke nummers hoor je hier?

Slide 29 - Open vraag

Welke nummers hoor je hier?

Slide 30 - Open vraag

La hora 
Gebruik het werkwoord 'ser':
Es la una (=Het is 1 uur)
Son las dos/tres/cuatro etc
(=Het is 2/3/4 uur etc)

Son las ocho y cuarto (=kwart over 8)
Son las seis y media (=half 7)
Son las siete menos cuarto (=kwart 
voor 7)

Slide 31 - Tekstslide

La hora
* Je begint met de uren:
   Son las diez....
* En dan de minuten:
   Son las diez y cinco
* Alles rechts is 'y' (=en)
13:05 = es la una y cinco
* Alles links is 'menos' (=min)
19:40 = son las ocho menos veinte

Slide 32 - Tekstslide

¿Cómo se dice.......?
..het is 13:10?              ..es la una y diez
..het is 16:05               ..son las cuatro y cinco   
..het is 22:50              ..son las once menos diez
..het is 21:45               ..son las diez menos cuarto
..het is 15:30               ..son las tres y media
..het is 14:55               ..son las tres menos cinco

¡Ahora tú!
..het is 17:20
..het is 12:30
..het is 19:55

Slide 33 - Tekstslide

¿Qué hora es?
Son las cuatro y media. 
Son las tres (en punto).
Son las seis y diez. 
Son las ocho menos veinticinco.

Slide 34 - Sleepvraag

¿Qué hora es?
A
Son las diez menos diez
B
Son las diez y cuarto
C
Son las diez y diez
D
Son las diez y media

Slide 35 - Quizvraag

¿Qué hora es?
A
Son la una menos cinco
B
Es la una menos cinco
C
Son las doce
D
Son la una y cinco

Slide 36 - Quizvraag

¿Qué hora es?
14:30
A
Son las dos y media de la tarde
B
Es las dos y media de la mañana
C
Son las tres y media de la tarde
D
Son las catorce y media

Slide 37 - Quizvraag

¿A qué hora vas al instituto?

Slide 38 - Open vraag

Klaar?

1. Pak je agenda en schrijf het HW op (staat op de volgende pagina)
 

Slide 39 - Tekstslide

Los deberes
Aprender:
- Vocabulario 4.5 helemaal
- Herhalen 4.1 t/m 4.4

Opgeschreven?
Ga je woordjes oefenen op quizlet.

¡Hasta el jueves!

Slide 40 - Tekstslide