Ik kan verschillen kwantificeren bij nominale variabelen.
Nominale variabele:
Kwalitatieve variabele(in woorden of getallen die geen hoeveelheid voorstellen, denk aan leerlingnummer) waar geen volgorde mogelijk is. (vb, kleur auto, geboorteplaats)
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
Leerdoel 3:
Ik kan verschillen kwantificeren bij nominale variabelen.
Verschillen bepalen, hier hebben we 3 manieren voor:
- Het percentage verschil (PV)
- De odds-ratio (OR)
- De phi-coëffiënt (phi)
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
Het percentage verschil (PV):
Jongens: 21 van de 39 kiest voor zeilen.
Meisjes: 15 van de 46 kiest voor zeilen.
Jongens Meisjes
Verschil: 53,8-32,6 = 21,2%
3921⋅100≈53,8
4615⋅100≈32,6
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
De odds-ratio (OR):
Odds, betekend verhouding.
Jongens: 21 : 18 ≈ 1,167 : 1
Meisjes: 15 : 31≈ 0,484 : 1
OR: Kan ook via kruisproducten:
0,4841,167≈2,4
15⋅1821⋅31≈2,4
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
De phi-coëffiënt(phi):
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
We hebben nu 3 berekeningen gedaan:
PV: 21,2%
OR: 2,4
phi: 0,21
Wat zegt dit nu over het verschil tussen de keuze van de bestemming tussen jongens en meisjes?
Slide 11 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
Wat zegt dit nu over het verschil tussen de keuze van de bestemming tussen jongens en meisjes?
Hier zijn vuistregels voor:
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
PV: 21,2%
OR: 2,4
phi: 0,21
dus?
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdstuk 10, 10.2A
Samenvatting uit het boek:
PV en OR moet je uit je hoofd leren. phi staat op het formuleblad.
Slide 14 - Tekstslide
Aantekening leerdoel 3 theorie 10.2A
Verschillende bij nominale variabele(kwalitatief zonder volgorde) kun je kwantificeren met de PV, OR of phi.
(De PV en OR moet je uit je hoofd leren, de phi staat op het formuleblad.)
Slide 15 - Tekstslide
Opgave samen maken
Wat is de conclusie?
Slide 16 - Tekstslide
Eerst 5 minuten in stilte werken, snap je iets niet kijk terug naar de aantekening, voorbeeld opgave en je boek.