Verdieping Grammar Chapter 3

Grammatica chapter 3
- this / that / these / those
- some / any
- meervoud

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica chapter 3
- this / that / these / those
- some / any
- meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Demonstrative pronouns

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je this? (enkelvoud, meervoud, dichtbij, veraf?)

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je that? (enkelvoud, meervoud, dichtbij, veraf)

Slide 4 - Open vraag

Wanneer gebruik je these? (enkelvoud, meervoud, dichtbij, veraf)

Slide 5 - Open vraag

Wanneer gebruik je those? (enkelvoud, meervoud, dichtbij, veraf)

Slide 6 - Open vraag

die mensen= .........people
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 7 - Quizvraag

deze tafel = ......... table
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 8 - Quizvraag

dat huis = ........ house
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 9 - Quizvraag

(dichtbij) ____ dress
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 10 - Quizvraag

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent some/any? Bijv:
I would like some sugar, please.
Sorry, I don't have any sugar.

Slide 13 - Woordweb

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen allebei:

  • wat, een paar, enkele, iets
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                                     My brother can't eat any nuts, he's allergic.

Je gebruikt some als het een normale zin is.
Of bij een vraag waar je iets aanbied of iets wilt krijgen.
Je gebruikt any als het een vraag of een ontkenning is (met not).


Slide 14 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
                    maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in de meeste zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 15 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 16 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 17 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 18 - Quizvraag

Did they bring ___ food?
A
any
B
some

Slide 19 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 20 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 21 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 22 - Quizvraag

Does he have ___ tea?
A
some
B
any

Slide 23 - Quizvraag

Do you want___ apple pie?
A
some
B
any

Slide 24 - Quizvraag

Plurals Irregular plurals

Slide 25 - Tekstslide


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 26 - Quizvraag


A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 27 - Quizvraag


A
wizard's
B
wizards
C
wizardes
D
wizard

Slide 28 - Quizvraag


A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 29 - Quizvraag


A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 30 - Quizvraag


A
leaves
B
leafes
C
leafs
D
leaf's

Slide 31 - Quizvraag


A
knifes
B
knives
C
knife's
D
knive's

Slide 32 - Quizvraag


A
faces
B
face's
C
facies
D
facces

Slide 33 - Quizvraag


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 34 - Quizvraag


A
modelles
B
modellen
C
models
D
modelens

Slide 35 - Quizvraag

Children

Slide 36 - Tekstslide

Mice

Slide 37 - Tekstslide

Men

Slide 38 - Tekstslide

Teeth

Slide 39 - Tekstslide

Women

Slide 40 - Tekstslide

One child, two…..
A
childs
B
children
C
kids
D
childrens

Slide 41 - Quizvraag

One woman, four ….
A
womans
B
wimen
C
women
D
womman

Slide 42 - Quizvraag

One mouse, six ….
A
mouses
B
mices
C
moose
D
mice

Slide 43 - Quizvraag

One tooth, thirty-two ….
A
teeth
B
theet
C
tooths
D
teeths

Slide 44 - Quizvraag

One man, five ….
A
mans
B
men
C
man's
D
min

Slide 45 - Quizvraag