In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma Vandaag
Herhaling functie van een tekstgedeelte
Herhaling argumentatie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
aanleiding
A
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
B
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
C
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
D
Vaststelling van een feit of verschijnsel
Slide 3 - Quizvraag
constatering
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
D
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
Slide 4 - Quizvraag
relativering
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
D
Nadenken over wat het beste is.
Slide 5 - Quizvraag
Definitie
A
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Geef een waarderend argument bij de stelling: Scholen moeten open blijven (in tijden van corona).
Slide 9 - Open vraag
Benoem 1 en 2. Ik doe liever geen eindexamen (1), want als ik slaag moet ik naar een vervolgopleiding (2).
A
(1) standpunt, (2) argument
B
(1) argument, (2) standpunt
Slide 10 - Quizvraag
"Abortus moet verboden worden. Een ongeboren kind heeft ook recht om te leven!" Feitelijk of waarderend?
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 11 - Quizvraag
De invoering van de OV-chipkaart heeft al veel problemen opgeleverd. Oplaadpalen doen het bijvoorbeeld vaak niet. Feitelijk of waarderend?
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Welk argumentatiestructuur past bij de vorige vraag?
Slide 21 - Open vraag
Welke argumentatiestructuur? Ik ben niet meer verliefd op je en ik denk niet dat ik dat ooit weer word. We kunnen er beter een punt achter zetten.
A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend
C
Enkelvoudig
D
Neven- en onderschikkend
Slide 22 - Quizvraag
Welke argumentatiestructuur? Uiteindelijk wen je aan dat alcoholvrije bier. Je vergeet namelijk hoe echt bier smaakt. Dat is dus geen reden om alcohol te blijven drinken.
A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend
C
Enkelvoudig
D
Neven- en onderschikkend
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Hij is zeker weten Noors, want hij houdt niet van feestjes en draagt altijd een lange broek.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeelden
C
kenmerk of eigenschap
D
vergelijking
Slide 25 - Quizvraag
De politie moet hogere boetes uitdelen voor appen op de fiets. Dan zul je zien dat steeds minder mensen dit zullen doen.
A
Oorzaak-gevolg
B
voor- en nadelen
C
Kenmerk of eigenschap
D
vergelijking
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Wij hebben dit voorjaar in een hotel in Dresden gelogeerd. Het was er super schoon: de douche, het bed en de vloer waren om van te eten. Zie je wel dat Duitsers zeer net en hygiënisch zijn.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
Persoonlijke aanval
Slide 28 - Quizvraag
De mensen die het met staatssecretaris Dekker oneens zijn, moeten wel last van alzheimer-light hebben.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Onterecht beroep op autoriteit
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast
Slide 29 - Quizvraag
Ik ben de directeur omdat ik het hier voor het zeggen heb.
A
Cirkelredenering
B
Overhaaste generalisatie
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Vertekenen van het standpunt
Slide 30 - Quizvraag
Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.