2.5 Samenhang: ontwikkeling en bevolkingsgroei

2.5 Samenhang: ontwikkeling en bevolkingsgroei


H2:Wereldbeeld
Domein: Wereld
Havo 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.5 Samenhang: ontwikkeling en bevolkingsgroei


H2:Wereldbeeld
Domein: Wereld
Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan verklaren waarom de absolute wereldbevolking groeit terwijl de relatieve groei daalt.
  • Ik kan uitleggen waarom het geboortecijfer in arme landen veel hoger is dan in rijke landen.
  • Ik kan aan de hand van de economische en sociaal-culturele ontwikkeling de positie van een land in het demografisch transitiemodel beschrijven en uitleggen wat het gevolg hiervan is voor de leeftijdsopbouw.

Slide 2 - Tekstslide

Op welke twee manieren vindt bevolkingsgroei plaats?

Slide 3 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
  • Natuurlijke bevolkingsgroei = geboortecijfer – sterftecijfer
  • Sociale bevolkingsgroei = immigratie - emigratie

Slide 4 - Tekstslide

Oefenvraag!

Geef een verklaring voor het feit dat de absolute bevolkingsgroei van de wereldbevolking toeneemt, terwijl de relatieve bevolkingsgroei afneemt.



Slide 5 - Tekstslide

Antwoord
1. De moeders van morgen zijn al geboren;
2. De levensverwachting stijgt.

(Gemiddeld moet een vrouw 2,1 kind krijgen om de generatie in stand te houden = vervangingsfactor)

Slide 6 - Tekstslide

Welk verband is er tussen welvaart en bevolkingsgroei? Maak een hoe-hoe zin.

Slide 7 - Tekstslide

Verschillen in bevolkingsgroei
Redenen:
  1. Demografisch
  2. Onderwijs
  3. Religie
  4. Cultuur
  5. Gezondheidssituatie
  6. Armoede

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen in bevolkingsgroei (1)
Redenen:
  • Demografisch (jonge leeftijdsopbouw -> veel vrouwen in de vruchtbare leeftijd)
  • Onderwijs (hoe hoger de scholingsgraad van vrouwen, hoe minder kinderen)

Slide 9 - Tekstslide

Verschillen in bevolkingsgroei (2)
Redenen:
  • Cultuur (traditionele rol vrouw en/of aanzien)
  • Gezondheid (hoe hoger de kindersterfte, hoe groter de gezinnen)
  • Armoede (hoe hoger de welvaart, hoe hoger de economische zekerheid, hoe minder kinderen)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van fase 2 van het demografisch transitiemodel?
A
het geboortecijfer daalt
B
het sterftecijfer daalt
C
de bevolkingsomvang neemt toe
D
er is minder kindersterfte

Slide 14 - Quizvraag

Aan het eind van welke fase van het demografisch transitiemodel is het geboorteoverschot het grootst?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!


Maak de opdrachten 1, 2, 3, 4 en 6 van par. 2.5.


Slide 16 - Tekstslide