Lesson 3.2 12 jan

 Today
  • Check homework exercises
  • Work on homework exercises
  • Explain grammar: present perfect
       -  Practice in LessonUp
  • Play Quizlet about vocabulary 3.1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Check homework exercises
  • Work on homework exercises
  • Explain grammar: present perfect
       -  Practice in LessonUp
  • Play Quizlet about vocabulary 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 6 & 7
page 94

Slide 2 - Tekstslide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 3 - Tekstslide

Past simple 
Vorm:

1. Werkwoord + -ed
2. Onregelmatig werkwoord (2e uit het rijtje)

Gebruik:
Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen
Columbus discovered America in 1492.
They went to the park yesterday.

Slide 4 - Tekstslide

Past simple 
Tijdsbepalingen / signaalwoorden:

gisteren
twee uur geleden
in 2010
vorige week/maand

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect
Vorm:

Has / have + voltooid deelwoord 
(werkwoord + ed / onregelmatig werkwoord 3e rijtje)
Gebruik:
1. Iets is in het verleden begonnen en nu nog aan de gang

Ik woon sinds 2005 in Eindhoven.  >  I have lived in Eindhoven since 2005.

Slide 6 - Tekstslide

Present perfect
2. Iets is in het verleden gebeurd, maar het is niet belangrijk of duidelijk wanneer. GEEN tijdsbepaling in de zin.
3. Iets is in het verleden gebeurd en dit heeft nu (nog) gevolgen

Ik heb mijn been gebroken, dus ik kan niet dansen. >
I have broken my leg, so I can't dance.


Hij heeft haar ten huwelijk gevraagd.  >  He has asked her to marry him.

Iemand heeft haar bedreigd.  >  Someone has threatened her.

Slide 7 - Tekstslide

Present perfect
Tijdsbepalingen / signaalwoorden:

since
yet
just
already
for
never
ever

Slide 8 - Tekstslide

past simple vs present perfect
Meg heeft vorig jaar twee marathons gelopen.  >  Meg ran two marathons last year.
Meg heeft twee marathons gelopen.  >  Meg has run two marathons.
Ik ben gisteren mijn sleutels kwijtgeraakt.  >  I lost my keys yesterday.
Ik ben mijn sleutels kwijtgeraakt.  >  I have lost my keys.

Slide 9 - Tekstslide

Emily and Molly ...... (know) each other for 10 years now.
A
have known
B
has known
C
knew

Slide 10 - Quizvraag

Last year we ...... (go) to Spain.
A
gone
B
has gone
C
have gone
D
went

Slide 11 - Quizvraag

We really ...... (enjoy) the game last Sunday.
A
enjoyed
B
have enjoyed
C
has enjoyed

Slide 12 - Quizvraag

They ...... (clean) the car. It looks new again.
A
cleaned
B
has cleaned
C
have cleaned

Slide 13 - Quizvraag

He ...... (live) in Scotland for 3 years now.
A
lived
B
has lived
C
have lived

Slide 14 - Quizvraag

I ...... (trip) over my shoelaces and now my knee is grazed.
A
tripped
B
has tripped
C
have tripped

Slide 15 - Quizvraag

We ...... (move) to a new house last year.
A
moved
B
has moved
C
have moved

Slide 16 - Quizvraag

They ...... (already / pack) their backpacks.
A
already packed
B
already have packed
C
has already packed
D
have already packed

Slide 17 - Quizvraag

Do the exercises
Work on exercises
Finished?
-  Work on the project
-  Study: Vocabulary 3.1 (page 194)
Do: Exercise 1 & 2 (GB page 6-7)

Slide 18 - Tekstslide