Lesson 1: words en meervoud

Unit 3
3.1 Meervoud - hoe zet ik een Engels woord in het meervoud?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Unit 3
3.1 Meervoud - hoe zet ik een Engels woord in het meervoud?

Slide 1 - Tekstslide

enkelvoud = één
meervoud = twee of meer
Meervoud in het Engels:
meestal +s

one book - two books
one girl - two girls
one car - two cars
jacket
jackets

Slide 2 - Tekstslide

Let op! Uitzonderingen:
one scarf - two scarves
one story - two stories

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zet je een Engels woord meestal in het meervoud?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van

dog
A
dogs
B
dog's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van

lady
A
ladys
B
lady's
C
ladies

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
book?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van

banana
A
banana's
B
bananas
C
pineapple

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van

scarf
A
scarves
B
scarfs
C
scarf's

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
city

Slide 10 - Open vraag

Woordjes

Slide 11 - Tekstslide

vertaal in het Engels

seizoen

Slide 12 - Open vraag

vertaal in het Engels

handschoen

Slide 13 - Open vraag

vertaal in het Engels

alleen

Slide 14 - Open vraag

vertaal in het Engels

fel

Slide 15 - Open vraag

vertaal in het Nederlands

trousers

Slide 16 - Open vraag

vertaal in het Nederlands

safe

Slide 17 - Open vraag