P6 - Les 9 - Proeftoets - 41 vragen

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Wat is het doel van de les?

De balans opmaken wat je al weet.

Inzicht krijgen in wat je nog moet verbeteren.

Wat is het doel van de les?

De balans opmaken wat je al weet.

Inzicht krijgen in wat je nog moet verbeteren.

Wat betekent lateraal?

1. zijkant
2. achterzijde
3. rugzijde
4. voorzijde

A

Een beweging in de elleboog is pronatie. Wat wordt hiermee bedoeld?

1. De duim draait naar binnen
2. De duim draait naar buiten
3. Buigen
4. Strekken

A

Arm of been zijwaarts naar buiten noemen we:

1. Adductie
2. Abductie
3. Endorotatie
4. Exorotatie

B

Een periode van verergering van klachten bij een ziekte, noem je:

1. Syndroom
2. Remissie
3. Exacerbatie
4. Prognose

C

Lichamelijk onderzoek met behulp van kloppen op het lichaam en luisteren naar dat geluid noemen we...

1. inspectie
2. auscultatie
3. percussie
4. palpatie

C

Waaruit bestaat de behandeling van endocarditis?

1. er is direct een hartklep operatie nodig
2. snelwerkende antibiotica via infuus (4-6 weken minimaal)
3. snelwerkende antibiotica oraal, kan gewoon thuis
4. je hoeft soms niks te doen, alleen bij sepsis door de endocarditis

B

snelwerkende antibiotica via infuus (4-6 weken minimaal)

Hoe wordt een sinustachycardie behandeld?

1. Er is geen behandeling nodig
2. Er wordt een pacemaker geïmplanteerd
3. Er wordt een cardioversie uitgevoerd
4. Er worden diuretica en bètablokkers voorgeschreven

In welke volgorde stroomt het bloed door de KLEINE bloedsomloop?

1. linker boezem - linker kamer - longslagader - rechterboezem
2. rechter boezem - longslagader - linker kamer - linker boezem
3. rechter kamer - longslagader - longader - linker boezem
4. linker kamer - linker boezem - longslagader - rechter boezem

C: 

• rechter kamer 
• longslagader 
• longader 
• linker boezem

Wat is de juiste volgorde van het stollingsproces?

1. Vaatvernauwing, propvorming, fibrine netwerk
2. fibrine netwerk, propvorming, vaatvernauwing
3. Propvorming, vaatvernauwing, fibrine netwerk

A: 

• Vaatvernauwing, 
• propvorming, 
• fibrine netwerk (stelping)

Voor hoeveel procent bestaat ons bloed uit plasma?

1. 25%
2. 45%
3. 55%
4. 75%

C

Waardoor krijgt bloed zijn rode kleur?

1. De hematocrietwaarde
2. Het aantal rode bloedcellen
3. Het aantal afgestorven rode bloedcellen
4. Het eiwit 'hemoglobine'

D

Wat is de functie van een erytrocyt?

1. Bloedstolling
2. Afweer
3. Transport zuurstof en koolstofdioxide

C

Welke lagen heeft het hart van buiten naar binnen?

1. myocard, endocard, pericard, epicard
2. pericard, epicard myocard, endocard
3. epicard, pericard, myocard, endocard
4. endocard, myocard, pericard, epicard

B

Het hart wordt van zuurstof voorzien via vertakkingen van de (1) ……. vanuit de (2)……… bloedsomloop.

1. (1) aortaboog (2) grote
2. (1) aortaboog (2) kleine
3. (1) arteria pulmonalis, (2) grote
4. (1) arteria pulmonalis, (2) kleine

A

Fibrinogeen bevindt zich in:

1. bloedplasma
2. leukocyten
3. erytrocyten
4. trombocyten

Uit wat voor weefsel bestaan hartkleppen?

1. kraakbeenweefsel
2. myocardweefsel
3. endocardweefsel
4. pericardweefsel

Welke hartkleppen horen gesloten te zijn bij de systole van de ventrikels?

1. Mitralisklep en Aortaklep
2. Aortaklep en Pulmonalisklep
3. Pulmonalisklep en Tricuspidalisklep
4. Tricuspidalisklep en Mitralisklep

D

Welke structuur komt na de AV-knoop?

1. de sinusknoop
2. de bundel van His
3. de bundeltakken
4. Purkinje vezels

Bundel van His zorgt voor vertraging van de prikkel tussen atrium en ventrikel.

De prikkel in het hart ontstaat in de

1. Vezels van Purkinje
2. Bundel van His
3. AV-knoop
4. Sinusknoop

De vezels van Purkinje bevinden zich

1. In de sinusknoop
2. In de AV knoop
3. In de Bundel van His

Wat is de medische term voor de afzetting tegen de slagaderwand bij atherosclerose?

1. Embolie
2. Plaque
3. Trombose
4. Trombocyten

Wat zie je bij een afsluitende veneuze trombose in het onderbeen?

1. De huid is blauwrood en voelt warm aan
2. De huid is bleek en voelt koud aan
3. Het onderbeen is oedemateus en voelt koud aan.
4. Er ontstaan huiddefecten op het onderbeen.

Dhr de Bak heeft pijnlijke benen tijdens het lopen, het zakt langzaam als hij even stilstaat. Welke aandoening past hier het beste bij?

1. Decompensatio cordis
2. Claudicatio intermittens
3. Acuut myocardinfarct
4. Angina pectoris

B

Wat zijn de chordae tendineae

1. De kleine peesjes aan de hartkleppen
2. Kleine spiertjes aan de hartkleppen
3. De kleine spiertjes die vastzitten aan de peesjes

Welke klep bevindt zich tussen rechterkamer en longslagader

1. mitralisklep
2. tricuspidalisklep
3. pulmonalisklep
4. aortaklep

Wat is een typisch symptoom van linker hartfalen?

1. Gewichtstoename
2. Hoofdpijn
3. Meer eetlust
4. Kriebelhoest

D

Wat zijn/is de functie van de chordae tendineae?

1. Voorkomen van het doorslaan van de AV-kleppen
2. Impulsen verspreiden over de vertrikelwand.
3. Pacemaker, genereert impulsen over de boezems

A

B: Pukinjevezels

C: Sinusknoop

Een patiënt met een longembolie heeft

1. een rood gelaat
2. een verlaagde hartslag
3. last van acute benauwdheid

C: last van acute benauwdheid

Een embolus afkomstig uit het linker atrium zal kunnen leiden tot een ....?

1. herseninfarct
2. longembolie
3. beiden

A

Met name de linkerboezem is een risicogebied. De belangrijkste complicatie is een embolie. Dan raakt het bloedstolsel los van de vaatwand of boezemwand om vervolgens in de bloedstroom terecht te komen. Een herseninfarct of CVA kan het gevolg zijn.

Als boezemfibrilleren langer dan twee dagen duurt, verhoogt dit het risico op het ontstaan van een bloedstolsel. Het bloedstolsel vormt zich op de boezemwand in het hart en kan losraken. Op een andere plek in het lichaam, kan het bloedstolsel kleinere bloedvaten verstoppen. 

Een losgeschoten stolsel dat meegevoerd wordt door de bloedstroom noemen we een..

1. Trombose
2. Embolie
3. Klontje
4. Trombus

B

Stenose van een bloedvat is vaak het gevolg van...

1. Aneurysma
2. Embolie
3. Trombus
4. Atherosclerose

D

Waaruit ontspringen de coronair arteriën?

1. aortaboog
2. linker ventrikel
3. rechter ventrikel
4. bovenste holle ader

A

Arteriële insufficiëntie van het myocard uit zich in....

1. Claudicatio Intermittens
2. Veneuze stuwing in de onderste extremiteiten
3. Angina Pectoris
4. Myocard Infarct

C

Welke uitspraak klopt wanneer we spreken over een myocard infarct?

1. De klachten verdwijnen bij gebruik van NTG (nitroglycerine)
2. De klachten treden vooral op bij inspanning
3. Er bestaat de eerste uren een vergrote kans op ventrikelfibrilleren
4. Patiënten hebben altijd pijn op de borst.

C

Wat is de primaire reden voor het ontstaat van angina pectoris?

1. Door een verstopping van een kransslagader
2. Door een vernauwing van een kransslagader
3. Door een tekort aan zuurstofrijk bloed in de hartspier
4. Door een hypovolemische shock

C

Hoe noemen we het als weefsel afsterft?

1. Ischemie
2. Necrose
3. Trombose
4. Embolie

B

Ischemie door verminderde bloedtoevoer in de kransslagaderen, bijvoorbeeld bij een stenose in een kransslagader, noemen we...

1. Stabiel angina pectoris
2. instabiele angina pectoris
3. myocardinfarct
4. acuut coronair syndroom

D

Patiënt X heeft POB (pijn op de borst) en is bekend met angina pectoris. Van welk medicijn check je of ze die inmiddels gebruikt heeft?

1. Bloedverdunners
2. NSAID
3. Nitroglycerine
4. Statinen

C

Wat is een oorzaak voor een microcytaire anemie?

1. Een tekort aan ijzer
2. Een tekort aan Vitamine B12
3. Een versterkte afbraak van erytrocyten

A: ijzertekort 

Wat gebeurt er bij mitralisklepinsufficiëntie?

1. Er stroom bloed terug naar de linker boezem
2. Er stroomt bloed terug naar de linker kamer.
3. Er stroomt bloed terug naar de rechter boezem

Antwoord A

De mitralisklep, valvula mitralis, bicuspidalisklep of tweeslippige klep is de hartklep tussen linkerboezem (Atrium)  en linkerkamer (Ventrikel). 

Het is dus een van de twee atrioventriculaire kleppen. De klep sluit tijdens de systole om te voorkomen dat het bloed weer wordt teruggepompt, de longaders in.

Welk antwoord is GEEN gevolg van een septische shock?

1. Bradycardie en hypertensie
2. Verstoorde ademhaling
3. Verstoorde bloedstolling
4. Schade aan organen door te lage bloeddruk

A

De hoogte van de bloeddruk is afhankelijk van een aantal factoren.
Vraag: Waarvan is de bloeddruk niet direct afhankelijk?

1. Slagvolume van het hart
2. Diameter bloedvaten
3. Zuurstofgehalte bloed

C