Les 1 - periode 4 - 22-04-2022
Clase 1 - período 4 - 22-04-2022
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Clase 1 - período 4 - 22-04-2022
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué vamos a hacer hoy?
LEERDOELEN:
- Ik download de studiewijzer voor periode 4. Daarin lees ik over welke onderwerpen ik ga leren de komende weken en wat de toetscriteria zijn.
- Ik leer en gebruik nieuwe, Spaanse verbindingswoorden
- Ik herhaal en begrijp belangrijke Spaanse vraagwoorden
- Ik kan eenvoudige hulpvragen stellen in het Spaans
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Voeg- en verbindingswoorden
que Tiene un pájaro que habla.
y Quiero la camisa azul y los zapatos negros.
o ¿Compro la camisa o los zapatos?
como Duerme como un bebé.
si No sé si puedo ir.
pero No puedo ir, pero te llamo mañana.
dat, die, dan
en
of
als, zoals
als, of
maar
Slide 5 - Tekstslide
Voeg- en verbindingswoorden
porque Como porque tengo hambre.
cuando Voy a dormir cuando estoy cansad@.
donde No sé donde está el perro.
aunque Estoy comiendo aunque no tengo hambre.
sino No quiero comer sino beber.
omdat
wanneer
waar
ondanks, hoewel
maar (liever)
Slide 6 - Tekstslide
Wat betekenen deze verbindings-woorden ook alweer??
Slide 7 - Tekstslide
Ejercicio 1 - página 4
- Karol y su hermano juegan al fútbol.
- ¿Quieres pastel de chocolate o de fresa (=aardbei)?
- No corre (=rent) mucho porque tiene dolor de cabeza.
- María no va a ir al cine pero va al museo.
- No sé si voy a llegar (=aankomen) a las 11.
- Voy a estudiar aunque estoy muy cansado.
timer
3:00
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf zoveel mogelijk Spaanse vraagwoorden op!
Slide 9 - Woordweb
Slide 10 - Tekstslide
Vraagwoorden
¿Dónde? Waar?
¿Por qué? Waarom?
¿Cómo? Hoe?
¿Cuál / ¿Cuales? Welke?
¿Cuánt@? / ¿Cuánt@s? Hoeveel? (enkelvoud of meervoud – mannelijk of vrouwelijk)
¿Quién / Quienes?
Wie? (ev/mv)
¿Qué?
Wat?
¿Cuándo?
Wanneer?
¿Dónde?
Waar?
¿Por qué?
Waarom?
¿Cómo?
Hoe?
¿Cuál? / ¿Cuales?
Welke? (ev/mv)
¿Cuánt@? ¿Cuánt@s?
Hoeveel? (ev/mv - vr/mnl
Slide 11 - Tekstslide
Ejercicio 3 - página 6
- ¿Para ..................................... es la fiesta de tu cumpleaños?
- ¿....................................puedo llegar (=aankomen) a la estación?
- ¿..................................... me puede ayudar (=helpen) con la decoración?
- ¿.................................... cuestan las manzanas por kilo?
Slide 12 - Tekstslide
Ejercicio 3 - página 6
- ¿............................... quieres? ¿Paella o pizza?
- ¿................................... no has ido conmigo de vacaciones a Francia?
- ¿............................... de estos dos pantalones te gusta más? ¿El azul o el negro?
- ¿........................ están mis zapatos? No los veo.
Slide 13 - Tekstslide
Handige vraagzinnen
¿Es posible que ...? Is het mogelijk dat ...?
¿Puedo ir al baño? Kan/mag ik naar de wc gaan?
¿Me puede ayudar (con) ...? Kunt u me helpen (met) ...?
Slide 14 - Tekstslide
¿Qué hemos hecho hoy?
LEERDOELEN:
- Ik download de studiewijzer voor periode 4. Daarin lees ik over welke onderwerpen ik ga leren de komende weken en wat de toetscriteria zijn.
- Ik leer en gebruik nieuwe, Spaanse verbindingswoorden
- Ik herhaal en begrijp belangrijke Spaanse vraagwoorden
- Ik kan eenvoudige hulpvragen stellen in het Spaans
Slide 15 - Tekstslide
Los deberes
Ejercicio 2 (página 5) del reader:
Vertaal de Spaanse zinnen naar het Nederlands
Ik deel deze Lesson Up via onze gezamenlijke Teams-chat!
