hoofdstuk 4 spelling: voltooid en onvoltooid deelwoord

Welkom!


  1. Ga zitten  volgens jullie plattegond
  2. Leg je spullen op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom!


  1. Ga zitten  volgens jullie plattegond
  2. Leg je spullen op tafel
  3. Wacht rustig tot ik start

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige week
- Uitleg + oefenen met de spelling van de persoonsvorm verleden tijd.

- Methode online/ boek

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen week 41:
0 Ik kan het voltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het onvoltooid deelwoord juist spellen.
0 Ik kan het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.

Slide 3 - Tekstslide

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord) 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

OD

INF

BN

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           


Truc: maak het woord langer om te horen wat je schrijft!

Slide 5 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 6 - Tekstslide

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Komt van een werkwoord (een VD of een OD)

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 8 - Tekstslide

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


Verandert niet bij veranderen van tijd  (het is tenslotte geen pv!)

Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.


Ik heb zin om een Big Mac te eten.        (IK KAN eten).

Slide 9 - Tekstslide

Wat is fout en waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 12 - Quizvraag

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 13 - Quizvraag

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 14 - Quizvraag

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> gefietsT

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> GeloofD

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
* Maak H4 voltooid en onvoltooid deelwoord online
 * Werk rustig.
* Fluisteren met je buur mag.
Klaar? 
Maak: H5  Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord online
H6 Werkwoordsvormen en -tijden online
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Werk rustig verder..
* Maak H4 voltooid en onvoltooid deelwoord online
* Fluisteren mag nu niet.
* Vragen moet je even bewaren, sla over en ga door.
Klaar? 
Maak: H5 Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord online
H6 Ww-vormen en -tijden online
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide





Ik kan onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.
Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord correct spellen.

Evaluatie 

De volgende vragen gaan over de leerdoelen van de afgelopen les.


Probeer de juist antwoorden te geven.

Slide 18 - Tekstslide

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 19 - Open vraag

Waarom zijn jullie aan het WANDELEN?
A
vd
B
od
C
inf
D
pvtt

Slide 20 - Quizvraag

De buurman (barsten) in lachen uit toen hij mij zag.
A
barste
B
barstte
C
barsten
D
barstten

Slide 21 - Quizvraag

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 22 - Quizvraag

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quizvraag

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 24 - Open vraag

Beantwoord... jij deze vraag ook nog even?

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk
Maandag 25 oktober hoofdstuk 4 spelling voltooide en onvoltooide deelwoorden
Dinsdag 26 oktober SO spelling


Slide 26 - Tekstslide