HV1-fa-2324 - Woordvolgorde

 Grammaire H: woordvolgorde
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Grammaire H: woordvolgorde

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les 
  • Je weet hoe de woordvolgorde in een Franse zin gaat
  • Je kunt zelf een Franse zin maken met de juiste woordvolgorde. 

Slide 2 - Tekstslide

Kijk naar de volgende zinnen, wat valt je op aan de werkwoorden:
Je mange une pomme - ik eet een appel
J'ai mangé une pomme - ik heb een appel gegeten.

Slide 3 - Open vraag

Woordvolgorde in het Frans
In het Frans zet je alle werkwoorden bij elkaar.

Ik ga een appel eten                               Je vais manger une pomme

Slide 4 - Tekstslide

Zinsvolgorde (algemene regel!)
onderwerp - alle werkwoorden - de rest van de zin

Slide 5 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde:
chante - je - une chanson

Slide 6 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
une question - elle - posé - a

Slide 7 - Open vraag

De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
Après, on va manger ensemble.                                             Daarna gaan we samen eten.

De bepaling van plaats staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
On va manger ensemble au restaurant.                               We gaan samen eten in het restaurant.

Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, houd je de volgorde aan die je in het Nederlands ook zou aanhouden: eerst de tijd en dan de plaats.

Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.

Ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 8 - Tekstslide

Nederlands
onderwerp + P.V + Lijdend Vw + gezegde


Ik ga de wedstrijd winnen.
Frans
onderwerp + P.V +gezegde + Lijdend Vw  


Je vais gagner le match.


Woordvolgorde

Slide 9 - Tekstslide

Heel belangrijk:

Houdt altijd alle werkwoorden bij elkaar in het Frans en zoveel mogelijk aan het begin van de zin.

Een bepaling van tijd of plaats mag vooraan of achteraan in de zin staan, maar staan ze er beide in dan komt eerst de bepaling van tijd en daarna de bepaling van plaats.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht:
Zet de volgende woorden in de goede volgorde zodat er een Franse zin ontstaat:

Slide 11 - Tekstslide

a - Marie - Paris - visité

Slide 12 - Open vraag

un cadeau - la mère de Pierre - aujourd'hui - donne

Slide 13 - Open vraag

manger - je - un croissant - vais

Slide 14 - Open vraag

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin
(plaats/tijd) ondw + ne/n'+ eerste werkwoord+ pas + ander werkwoord+ lv + mv + (plaats/tijd)
1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
Ce soir, Eva n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. Morgen ga ik geen jurk kopen.
Je ne vais pas acheter une robe demain.

Slide 15 - Tekstslide

Welke zin klopt?
A
Aujourd'hui, je vais ne pas à l'école en vélo.
B
Aujourd'hui, je ne vais pas à l'école en velo.

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Marie n'est pas fatiguée.
B
Marie ne pas est fatiguée.

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Demain, je vais n'aller pas à l'école.
B
Demain, je ne vais pas aller à l'école.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Madame Otten veut voir un ne bon pas exercise.
B
Madame Otten ne veut pas voir un bon exercise.

Slide 19 - Quizvraag

Let op !
De volgende woorden staan bijna altijd direct na de persoonsvorm: souvent (vaak), toujours (altijd), bien (goed), mal (slecht), beaucoup (veel) en déjà (al)

Slide 20 - Tekstslide