In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ruzie
Slide 1 - Tekstslide
via
1) langs
zin: We zijn via Haarlem naar Amsterdam gegaan.
2) door, met
zin: Via dit telefoonnummer kunt u ons bereiken.
44
Slide 2 - Tekstslide
voelen
1) aanraken met je vingers of een ander deel van je lichaam.
zin: Hij voelt met zijn hand.
werkwoord
ik voel, jij voelt, hij voelt, wij voelen
2) pijn voelen
zin: Ik voel me ziek. Ik voel me niet lekker.
45
Slide 3 - Tekstslide
vroeger
1) voor deze dag (langer of korter geleden)
zin: Vroeger reden er nog niet zo veel auto's op straat.
2) eerder (tijd)
zin: Ik moet morgen vroeger op school zijn, want we gaan op schoolreisje.
46
Slide 4 - Tekstslide
wel
ja !
het is waar !
wel <--> niet
zin: Ik hou niet van koffie, maar mijn vriend wel.
47
Slide 5 - Tekstslide
zoeken
kijken waar iets of iemand is
zoeken < --- > kwijt zijn
werkwoord: ik zoek, jij zoekt, hij zoekt - wij zoeken
zin: Kunt u me helpen? Ik zoek het station.
48
Slide 6 - Tekstslide
Ik ben .......... Ter Apel naar Den Helder verhuisd.
44
A
in
B
via
C
eerst
D
tussen
Slide 7 - Quizvraag
Ik ............. me ziek. Ik heb buikpijn. Ik ................. me blij want ik ben jarig. Zij ............. met haar hand mijn voorhoofd. Ik heb koorts. Wij .................... in de tas. Er zit geen sleutel in.
45
A
voelen, voelen, voelt, voel
B
voel, voel, voelen, voelen
C
voel, voel, voelt, voelen
D
voel, voelt, voelt, voelen
Slide 8 - Quizvraag
46
vroeger
nu
Slide 9 - Sleepvraag
47-1
Wat vind je wél leuk?
Slide 10 - Woordweb
47-2
Wat vind je níet leuk?
Slide 11 - Woordweb
Waar zoek jij als je je sleutels kwijt bent? Noem 3 plaatsen.