WMEKA les 4 (concept)

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
AudicienMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De oudere klant

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een belangrijk kenmerk van de levensverwachting van senioren (65+) in Nederland?
A
Gelijk gebleven
B
Enigszins toegenomen
C
Enorm toegenomen

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel procent van de mensen ouder dan 85 jaar heeft hulp nodig bij dagelijkse activiteiten?
A
30%
B
45%
C
60%
D
75%

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

De 'nieuwe' oudere klant

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat is een kenmerkend verschil tussen de oudere klant van vroeger en de 'nieuwe' oudere klant?
A
De nieuwe oudere klant geeft minder om service.
B
De nieuwe oudere klant is een impulsaankoper.
C
De nieuwe oudere klant staat open voor technologie.
D
De nieuwe oudere klant heeft minder te besteden.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Waarom is technologie belangrijker geworden voor senioren?
A
Het is een nieuwe trend
B
Het kan helpen bij het verminderen van fysieke bezoeken
C
Het is alleen belangrijk voor jongeren
D
Het is alleen belangrijk voor jongeren

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Hoe willen senioren voornamelijk behandeld worden?
A
Als hulpbehoevend
B
Als kinderen
C
Als volwassenen met levenservaring
D
Als technisch onderlegd

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Analfabetisme

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent analfabetisme precies?
A
Het vermogen om alleen in een vreemde taal te lezen en schrijven.
B
Het niet kunnen lezen en schrijven bij personen ouder dan 15 jaar.
C
Het hebben van een laag leesniveau dat basisinstructies begrijpen bemoeilijkt.
D
Het volledig afwezig zijn van schriftelijke communicatievaardigheden.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Waaraan kun je iemand herkennen die mogelijk analfabeet is?
A
Ze vermijden altijd persoonlijk contact.
B
Ze gebruiken vaak smoesjes om niet te hoeven lezen of schrijven.
C
Ze weigeren om nieuwe technologie te gebruiken.
D
Ze hebben altijd iemand bij zich die voor hen leest.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Hoe kun je als professional het beste omgaan met klanten die analfabeet zijn?
A
Door enkel mondelinge communicatie te gebruiken en visuele hulpmiddelen aan te bieden.
B
Door hen te vermijden om ongemakkelijke situaties te voorkomen.
C
Door te verwachten dat ze leren lezen en schrijven voordat je ze verder helpt.
D
Door ze door te verwijzen naar iemand anders voor hulp.

Slide 22 - Quizvraag

De klant met dementie

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Welke van de volgende is geen cognitieve stoornis gerelateerd aan dementie?
A
Afasie
B
Agnosie
C
Apraxie
D
Hyperactiviteit

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welk percentage van de dementiepatiënten heeft de ziekte van Alzheimer?
A
50%
B
60%
C
70%
D
80%

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Vasculaire dementie wordt meestal veroorzaakt door:
A
Genetische factoren
B
Problemen met de doorbloeding van de hersenen
C
Opstapeling van eiwitten in hersencellen
D
Een gebrek aan fysieke activiteit

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Wat viel jullie op?

Slide 36 - Woordweb

Slide 37 - Video

OPDRACHT

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide