§2.1

§2.1
Begrippen:
  • Directe ruil
  • Indirecte ruil
  • Ruil in natura
  • Arbeidsverdeling
  • Chartaal geld
  • Giraal geld
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

§2.1
Begrippen:
  • Directe ruil
  • Indirecte ruil
  • Ruil in natura
  • Arbeidsverdeling
  • Chartaal geld
  • Giraal geld

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Directe ruil en 
indirecte ruil

Goederen tegen goederen ruilen = directe ruil.

Geld tegen een product  'ruilen' = indirecte ruil.
Directe ruil

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
  • moeilijk bij "ruil in natura".
  • Ruil in natura:
    Een goed of dienst ruilen tegen een ander goed en dienst.
  • Geld maakt arbeidsverdeling mogelijk.
  • Geld maakt dus mogelijk dat er verschillende beroepen zijn

Slide 4 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling is het verdelen van taken aan diegene die daar goed in is.

Wat zou dan internationale arbeidsverdeling zijn?

Wat zijn de voordelen van internationale arbeidsverdeling?
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
Taken verdelen
Specialisatie 
is technische arbeidsverdeling

Maatschappelijke arbeidsverdeling --> productie verdelen over sectoren. 

Slide 6 - Tekstslide

Goederen & Diensten
Goederen
Diensten

Slide 7 - Tekstslide

Chartaal geld
Chartaal geld = contant geld
Bankbiljetten en Munten

  • Geld dat je kan aanraken
  • Vaak kleine bedragen
  • Kan vervalst worden

Slide 8 - Tekstslide

Giraal geld
Chartaal geld

Slide 9 - Tekstslide

Indirecte ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is arbeidsverdeling
A
iedereen doet veel verschillende taken
B
de taken worden verdeeld over de mensen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is directe ruil?
A
Ruilen zonder geld
B
Ruilen met geld

Slide 12 - Quizvraag

Wat is giraal geld?
A
geld op de bankrekening
B
al het munt geld
C
alle bankbiljetten
D
al het munt geld en bankbiljetten

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt chartaal geld en giraal geld. Wat is chartaal geld?
A
Geld in je zak
B
Geld op je rekening

Slide 14 - Quizvraag