ken je het verschil tussen overtuigen en presenteren;
je weet welke woorden je kan gebruiken als je iemand wilt overtuigen.
Slide 3 - Tekstslide
Overtuigen en presenteren. Wat is het?
Overtuigen
Presenteren
Je wilt ervoor zorgen dat iemand iets van je overneemt. Bijvoorbeeld jouw idee, jouw mening. Of dat iemand iets van jou koopt. Bijvoorbeeld een reclame.
Je wilt iets vertellen of informatie geven op een leuke en boeiende manier.
Slide 4 - Tekstslide
Welke woorden kan je gebruiken?
Als je iemand wilt overtuigen, kan je daar bepaalde woorden voor gebruiken.
Maar ook hoe je praat en je lichaamstaal is belangrijk!
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden
Ik vind deze telefoon fantastisch.
Dit is een geweldige film.
Het is een prachtig boek.
Deze film is zo mooi!
Deze acteur is keigoed.
Deze muziek is super.
Deze pizza is heerlijk.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht
Bedenk bij elke letter van het alfabet een woord wat je kan gebruiken om iemand te overtuigen. Denk aan:
mooi
fantastisch
geweldig
Slide 7 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Nederland.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 8 - Tekstslide
de activiteit
iets waarmee je mee bezig bent;
kan een sport activiteit zijn, maar dit hoeft niet;
Zin: Wij hebben veel activiteiten op een dag.
Slide 9 - Tekstslide
het advies
de raad/tips die je aan iemand geeft;
je kan iemand om advies vragen;
als je iets niet begrijpt, moet je advies aan iemand vragen.
Zin: Als ik een vraag heb over een formulier, dan vraag ik advies aan mijn ouders of mijn docent.
Slide 10 - Tekstslide
beperkt
minder dan normaal;
beperkt = niet zo veel
zin: Ik heb beperkt kennis van de Nederlandse taal.
Slide 11 - Tekstslide
allerlei
verschillende soorten
meer dingen tegelijk
Zin: Wij hebben vandaag allerlei opdrachten te doen.
Slide 12 - Tekstslide
allereerst
om te beginnen;
je zegt dit, voordat je met een ander onderwerp begint;
ander woord = ten eerste
zin: Allereerst wil ik even zeggen, dat jullie gisteren goed hebben gewerkt.
Slide 13 - Tekstslide
Zinnen maken
Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen
De woorden: de activiteit, allereerst, allerlei, beperkt, het advies
Slide 14 - Tekstslide
Nog geen pauze???
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Nederland.
Slide 15 - Tekstslide
Disk
Aan het einde van deze les:
weet je wat Overtuigen betekent;
weet je wat Presenteren betekent;
ken je het verschil tussen overtuigen en presenteren;
je weet welke woorden je kan gebruiken als je iemand wilt overtuigen.
Slide 16 - Tekstslide
Overtuigen en presenteren. Wat is het?
Overtuigen
Presenteren
Je wilt ervoor zorgen dat iemand iets van je overneemt. Bijvoorbeeld jouw idee, jouw mening. Of dat iemand iets van jou koopt. Bijvoorbeeld een reclame.
Je wilt iets vertellen of informatie geven op een leuke en boeiende manier.
Slide 17 - Tekstslide
Welke woorden kan je gebruiken?
Als je iemand wilt overtuigen, kan je daar bepaalde woorden voor gebruiken.
Maar ook hoe je praat en je lichaamstaal is belangrijk!
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeelden
Ik vind deze telefoon fantastisch.
Dit is een geweldige film.
Het is een prachtig boek.
Deze film is zo mooi!
Deze acteur is keigoed.
Deze muziek is super.
Deze pizza is heerlijk.
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht
Bedenk bij elke letter van het alfabet een woord wat je kan gebruiken om iemand te overtuigen. Denk aan: