B1 Genotype en fenotype

BS 3.1: Genotype en fenotype
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS 3.1: Genotype en fenotype

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Leerdoelen
  2. Uitleg BS 1
  3. Opdrachten maken
  4. Wat hebben we geleerd? De quiz!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt omschrijven wat een genotype is
  • Je kunt omschrijven wat een fenotype is
  • Je kunt omschrijven wat een gen is
  • Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via hun chromosomen

Slide 3 - Tekstslide

Chromosomen
  • Zijn lange dunne draden
  • In deze draden komt DNA voor
  • Stof DNA bevat alle informatie voor erfelijke eigenschappen

Slide 4 - Tekstslide

Genen
Elke celkern van een lichaamscel bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme
Gen = deel van een chromosoom dat de informatie bevat van één erfelijke eigenschap.
  • Een chromosoom bevat veel genen
  • In lichaamscellen komen genen in paren voor
  • In geslachtscellen komen genen enkelvoudig voor

 

Slide 5 - Tekstslide

Chromosoom, gen, allel

Slide 6 - Tekstslide

Genotype
Genotype = De informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting

 

Slide 7 - Tekstslide

Fenotype
  • Het uiterlijk (waarneembare eigenschappen) van een organisme
  • Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Lees B1 en markeer
Maak de opdrachten 1 t/m 3
na 5 minuten opdr 3 bespreken 
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat verandert in het plaatje?
A
Zowel het genotype als het fenotype wel
B
Genotype en fenotype beide niet
C
Genotype wel Fenotype niet
D
Genotype niet Fenotype wel

Slide 10 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?

Slide 11 - Open vraag

Waar of niet waar: de genen in een bevruchte eicel zijn verschillend van die in een levercel van de baby
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Doelen en doen
  • Je kunt omschrijven wat een genotype is
  • Je kunt omschrijven wat een fenotype is
  • Je kunt omschrijven wat een gen is
  • Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via hun chromosomen

Opdracht 1 t/m 7

Slide 13 - Tekstslide