WOORDDOSSIER HFD 4. (klas 2. TEKENEN Per 2) DOORLEZEN EN NASLAGWERK
Abstract: Onherkenbaar
Atelier: een werkplaats van een beeldend kunstenaar. Voorwaarde is een dat er prettig en goed daglicht is.
Atmosferisch perspectief: Ruimtesuggestie d.m.v. kleurgebruik: Warme kleuren voor, koude kleuren achter.
Atribuut: een voorwerp om te gebruiken voor iets
Belichting: (Vanuit de fotografie) Hoe je licht laat vallen op iets.
Bewegingssuggestie: De indruk wekken dat er beweging is.
Boetseren: zacht materiaal met de handen vormgeven door te duwen en te knijpen (of iets weg te halen).
Diagonaal: schuin
Dieptewerking: op een plat valk (dmv technieken) proberen ruimte te suggereren
Dynamiek: Beweging
Eigen schaduw: op een plat valk (dmv technieken) proberen ruimte te suggereren
Esthetische functie: met als doel de schoonheid
Expressie: met gevoel je uiten
Felle kleur: intense, krachtige kleur
Figuratief: herkenbaar
Fotoserie: een aantal samenhangende foto’s na elkaar.
Gecentreerd: iets staat in het midden
Gedetailleerd: met veel kleine deeltjes
Gietnaden: Smalle richels of lijnen die aangeven dat een object is gemodelleerd
Houtsnede: Uit een houten plaat gemaakt wordt een ontwerp uit gesneden. Daarna wordt op de verhoogde oppervlakken die overblijven inkt gesmeerd en daarna wordt de afdruk gemaakt.
Inspriratie: op een bepaald moment precies weten wat, hoe en wanneer je iets wil gaan doen.
Inspriratiebron: Een inspiratiebron is een object, mens of gebeurtenis waaruit een kunstenaar inspiratie weet te putten
Klassiek: Uit de tijd van de oude Romeinen en Grieken (traditioneel)
Kleur – tegen- kleur contrast: Als twee kleuren erg van elkaar verschillen.
Kunstuiting: Als iemand zijn gevoel vastlegt (creatie), in een vorm van kunst.
Lettertype: een typografisch en stilistisch samenhangende set tekens van letters en cijfers. Familie soort tekens die wij letters noemen.
Typograaf: iemand die letters ontwerpt.
Model: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Iemand die voor een scheppend kunstenaar poseert en daar eventueel ook zijn of haar beroep van maakt.
Natuurgetrouw: naar de natuur
Objet trouvé: een kunstvorm (Marcel Duchamp). Een industrieel voorwerp wordt uit zijn alledaagse omgeving gehaald en tot kunst benoemd, doordat het in een museum wordt getoond.
Patroon: als vormen en kleuren zich herhalen
Photoshop: softwareprogramma; bewerkingsprogramma voor o.a. foto’s
Plasticiteit: tastbaar; 3D
Poseren: zo gaan staan of zitten dat je gefotografeerd kunt worden, of nagetekend kunt worden.
Praktische functie: Met als doel iets te gebruiken
Ready-made: Objet trouvé:
Realistisch: naar de werkelijkheid, het echte leven.
Replica: namaak, kopie van iets
Ruimtelijk effect: het gevolg dat iets 3D lijkt
Schetsmatig: een eerste idee, snel opgezet
Sculptuur: 3D beeld
Serie: groep bij elkaar horende dingen die na elkaar komen
Sokkel: Voetstuk
Stijl: de manier waarop het gedaan is, of de wijze waarop iemand zich schriftelijk of mondeling uitdrukt. (B.v.: eenvoudig of ingewikkeld, arrogant of bescheiden, plat of verheven, etc).
-Stijl kan ook een lang dun stuk hout zijn, van bv een raamkozijn.
-De Stijl is een Nederlandse kunstbeweging. Leden waren o.a. Piet Mondriaan, G. Rietveld en vele anderen. Kenmerken waren: het gebruik van een minimum aan kleuren (primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs) en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving.
Symbool: een waarneembaar teken of voorwerp, dat een abstracte begrip verbeeldt.
Symmetrisch: als je iets door twee gelijke helften kunt verdelen.
Verbeelden: imagineren, inbeelden, indenken, geloven,
Verkleining: iets wat verder weg ligt, kleiner tekenen.
Vervaging: in de achtergrond, de scherpe omtrek onduidelijker maken
Verzadigde kleur: de meest intense krachtige kleur.
Verzameling: Geheel van een aantal objecten, of begrippen
Voorstelling: wat iets voor stelt; het verhaaltje
Vormgeving: de manier waarop een idee of ontwerp is uitgewerkt
m.b.v. kleur, compositie, ruimte etc.
Zelfportret: afbeelding gemaakt van jezelf
Stofuitdrukking: zo geschilderd dat je kunt zien van wat voor materiaal iets gemaakt is.
Tertaire kleuren: alle kleuren gemengt met wit of wart
Secundaire kleuren: 2 primaire kleuren met elkaat gemengd.
Mythologisch: Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld. B.v.: magie, fantastische wezens en niet-bestaande plaatsen.
Reliëf: Sculptuur waarbij de figuren aan een vlakke ondergrond vastzitten.
Kleine hoogte en laagteverschillen.