In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
8. Welvaart wereldwijd?
8.3 Hoe kunnen landen zich ontwikkelen?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
8.3 Hoe kunnen landen zich ontwikkelen?
Ik kan maatregelen opsommen die ontwikkelingslanden effectief vooruithelpen.
Ik kan uitleggen waarom afspraken omtrent vrijhandel lastig zijn.
Ik kan vormen van ontwikkelingssamenwerk classificeren in stucturele hulp, bilaterale hulp, gebonden of ongebonden hulp en noodhulp.
Slide 3 - Tekstslide
Waarom giro555?
Slide 4 - Woordweb
Maatregelen
Soorten ontwikkelingshulp
Noodhulp= hulp die gericht is op het verlenen van basisbehoeften
Vaak n.a.v. oorlogen, natuurrampen.
Voorbeeld: Eten, drinken, medicijnen, tenten en kleding
Structurele hulp= hulp om de oorzaken van armoede te bestrijden.
Voorbeeld: Scholing, gezondheidszorg, infrastructuur, werk
Slide 5 - Tekstslide
Maatregelen
Soorten ontwikkelingshulp
Bilaterale hulp = Hulp die rechtstreeks tussen twee landen gaat
Bijvoorbeeld Nederland geeft geld aan Ghana om het onderwijs te verbeteren.
Gebonden hulp = Hulp waaraan voorwaarden zijn verbonden
Bijvoorbeeld dat het in Nederland moet worden aangeschaft bij een bedrijf.
Ongebonden hulp = Is hulp zonder voorwaarden
Nederland geeft een miljoen aan de VN tegen armoede.
Slide 6 - Tekstslide
Zou jij bij de verkiezingen op een partij stemmen die veel of weinig geld geeft aan ontwikkelingshulp? Geef een argument voor je mening
Slide 7 - Open vraag
Wat bedoelen we met 'bilaterale hulp'?
A
Hulp van de
Verenigde Naties
B
Hulp voor en door
meerdere landen
C
Hulp tussen twee landen onderling
D
Hulp voor economische zelfstandigheid
Slide 8 - Quizvraag
Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland. Het geld dat het land van ons heeft gekregen, moet in Nederland worden besteed voor nieuwe goederen/diensten.
A
Noodhulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
D
structurele hulp
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Een microkrediet wordt verstrekt aan:
A
ontwikkelingslanden
B
hulporganisaties
C
kleine ondernemers in ontwikkelingslanden
D
banken
Slide 11 - Quizvraag
1. Microkrediet zijn kleine leningen aan lokale ondernemers. 2. Deze worden verstrekt door hulporganisaties
A
allebei juist
B
alleen 1 juist
C
alleen 2 juist
D
beide onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is een microkrediet een vorm van structurele hulp voor gezinnen in een ontwikkelingsland?
A
Zo kunnen gezinnen een bedrijf beginnen
B
Zo kunnen gezinnen maanden langer eten kopen
C
Zo kunnen gezinnen andere schulden afbetalen
D
Zo kunnen gezinnen hun kinderen naar school sturen
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
Zou jij als boer in ontwikkelingsland een microkrediet willen of fairtrade? Geef een argument voor je mening.
Slide 16 - Open vraag
Waar streeft de Wereld Handelsorganisatie ook alweer naar?
Slide 17 - Open vraag
7.3 Hoe vrij is de handel? WTO (World Trade Organisation)
Wereld Handelsorganisatie
Helpen landen bij het maken van onderlinge afspraken over het afschaffen van protectiemaatregelen
Slide 18 - Tekstslide
Wat waren ook alweer buffervoorraden?
Slide 19 - Open vraag
Ontwikkelingslanden
Grondstoffenovereenkomst
Afspraken om de prijs van grondstoffen stabiel te houden (bv. door buffervoorraden)
De prijs van koffie wordt bepaald door vraag en aanbod op de wereldmarkt.
Buffervoorraden aanleggen om prijsschommelingen tegen te gaan