Vocabulaire – Exercice 1 (15 punten)a. Schrijf het juiste woord in het plaatje
b. Maak logische combinatie van deze woorden
c. Wat vind je lekker en wat vind je niet lekker. Je moet de voedsel vertalen en in de juiste kolom zetten.
Grammaire – Exercice 2 (13 punten)
a. Vervoeg de regelmatige werkwoorden op -er tussen haakjes.
b. Maak 2 zinnen van minimaal 5 woorden met 2 van de volgende werkwoorden
c. Schrijf het juiste getal/prijs in het plaatje.
Écrire – Exercice 3 (10 punten)
a. Vertaal de (3) zinnen naar het Nederlands
b. Maak deze dialoog af.
Lire – Exercice 4 (13 punten)
a. Waar of niet waar?
b. Kies het juiste antwoord c. Vertaal de woorden in het Nederlands (transparante woorden)