11.4 - Je lijkt op... T2

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11 - Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
11.1 - Man en vrouw
11.2 - Bevruchting
11.3 - Zwangerschap
11.4 - Je lijkt op...

Slide 2 - Tekstslide

11.4 - Je lijkt op...

Slide 3 - Tekstslide

11.3 - Zwanger
Herhaling

Slide 4 - Tekstslide

We noemen een ongeboren kind een foetus...
A
Van week 20 tot de geboorte
B
Van week 1 tot 12
C
Van week 12 tot geboorte

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van de placenta?
A
Voedingsstoffen en zuurstof naar de baby
B
Afvalstoffen vanaf de baby naar de moeder
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Beide antwoorden zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer is de kans op een miskraam het grootst?
A
na 12 weken
B
voor 12 weken
C
voor 20 weken
D
na 22 weken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 9 - Quizvraag

11.4 - Je lijkt op...

Slide 10 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
Je weet waar jouw 'bouwplan' te vinden is.
Je weet waardoor je eigenschappen van je ouders krijgt.

Slide 11 - Tekstslide

Jouw bouwplan
Mens: 46 chromosomen (23 x 2)
'draden' met bandjes in celkern met alle informatie over jouw eigenschappen.

Slide 12 - Tekstslide

Je lijkt op...
Zaadcellen en eicellen bevatten informatie van vader en moeder.
Elke zaadcel en eicel: 23 chromosomen
Komen bij elkaar tot 46 chromosomen na bevruchting

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk
Lezen: blz. 45-46
Maken: § 11.4, opdracht 1 tot en met 8.

Dit is huiswerk voor morgen.




Slide 14 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf

Je weet hoe je geslacht wordt bepaald
Je weet het verschil tussen erfelijke eigenschappen en niet-erfelijke eigenschappen
Je weet hoe aangeboren aandoeningen ontstaan en worden ontdekt voor de geboorte

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Geslachtschromosomen

Slide 17 - Tekstslide

Eicel heeft altijd een X-chromosoom. 
Helft van de zaadcellen heeft een X-chromosoom, helft een Y-chromosoom.
X + X = meisje
X + Y = jongen

Slide 18 - Tekstslide

Erfelijk of niet
Erfelijke eigenschappen - geërfd van je ouder - worden helemaal bepaald door chromosomen

Aanleg + oefenen = goed worden in iets

Niet-erfelijke eigenschappen - niet geërfd van ouders (zoals een litteken)

Slide 19 - Tekstslide

Een aangeboren aandoening...

... is een ziekte door fout in chromosomen. 
Voorbeeld: syndroom van Down

Slide 20 - Tekstslide

Een aangeboren aandoening...

... is een ziekte door fout in chromosomen. 
Voorbeeld: syndroom van Down
Een erfelijke aandoening...

... is een ziekte die je erft van de ouders. Voorbeeld: kleurenblindheid.

Slide 21 - Tekstslide

Syndroom van Down:
47 chromosomen i.p.v. 46
Oudere moeder = grotere kans
Zien er anders uit + verstandelijke beperking

Slide 22 - Tekstslide

Syndroom van Down:
47 chromosomen i.p.v. 46
Oudere moeder = grotere kans
Zien er anders uit + verstandelijke beperking
Test op syndroom van Down:

Cellen van foetus nodig voor test
Vruchtwaterpunctie - Vruchtwater uit baarmoeder gezogen 
Vlokkentest - Cellen uit placenta opgezogen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Hoeveel chromosomen zitten in jouw lichaamscellen?
A
48
B
46
C
23
D
1

Slide 25 - Quizvraag

Een eicel en een zaadcel van een mens...
A
Bevatten verschillende hoeveelheid chromosomen
B
Bevatten dezelfde hoeveelheid chromosomen
C
Bevatten chromosomen voor verschillende eigenschappen

Slide 26 - Quizvraag

Dit een een chromosomenkaart van...
A
Een man
B
Een vrouw
C
Zowel een man als een vrouw
D
Dat is niet te zien

Slide 27 - Quizvraag

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 28 - Sleepvraag

Met welke methode kan een dokter onderzoeken of een ongeboren kindje syndroom van Down heeft?
A
Vlokkentest
B
Vruchtwaterpunctie
C
Beide methoden
D
Beide methoden niet

Slide 29 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: § 11.4, opdracht 9 tot en met 22 

Dinsdag 23 april moet dit af zijn.




Slide 30 - Tekstslide