3GL Unit 5

Unit 5 Forever Young
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 5 Forever Young

Slide 1 - Tekstslide

Unit 5 Lesson 2 - Grammar
Voorbeeld: 
We can't go to school, can we?
You do your schoolwork at home, don't you?

Question tags zijn korte vraagjes achter een zin, om bevestiging mee te vragen.  


Slide 2 - Tekstslide

De makkelijkste manier om Question Tags te maken is met een stappenplan:


  1.  Wat is het werkwoord in de zin?
  2.  Staat er 'not' of 'never' in de zin?  
  3.  Over wie gaat het? (kies uit I, you, he, she, it, we, they)

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1. Het werkwoord
Bij de eerste stap zijn er 3 opties.
1. Er staat am/is/are in de zin.
Dan mag je het werkwoord herhalen- He is at home, isn't he?
2. Er staan 2 werkwoorden in de zin.
Dan herhaal je het eerste werkwoord - He can't swim, can he?
3. Er staat 1 werkwoord in de zin, wat je niet kan herhalen.
Gebruik do/don't (I you we they) of does/doesn't (he she it) 
- You love dogs, don't you?

Slide 4 - Tekstslide

Stap 2, not/never
 Stap 2 moet je zien als een batterij.
Als de zin voor de komma plus is, 
    is achter de komma min. En andersom.
She can't swim, can she?
We never give up, do we?
He's not a nice guy, is he?

Slide 5 - Tekstslide

Stap 3, Wie?
Kijk goed over wie het gaat, dit staat meestal aan het begin van de zin.  Je mag in de 'tag' alleen I, you, he, she, it, we, they gebruiken. Dus geen namen!
My brothers are so annoying, aren't they?
Jennifer works at Jumbo, doesn't she?

Slide 6 - Tekstslide

don't you?
isn't he?
aren't they?
aren't you?
You live in Espel, 
James is against animal testing
They're not best mates,
You are doing your homework

Slide 7 - Sleepvraag

Unit 5 Lesson 3 - Grammar
Who- bij personen
Which - bij dingen/dieren
That - bij allebei
That's the teacher who/that gave us so much homework.
I hate homework which/that is too much work.

Als er een komma voor staat, mag je geen That gebruiken! 
I love my friend, who is always there for me. 



Slide 8 - Tekstslide

I'm looking for a friend ... is a crazy as I am.
A
who
B
which
C
that

Slide 9 - Quizvraag

My favourite city is Emmeloord, ... is where I live
A
who
B
which
C
that

Slide 10 - Quizvraag

My friend Jesse, ... is the best friend ever, lives there.
A
who
B
which
C
that

Slide 11 - Quizvraag