3.3 Moleculaire stoffen

3.3  Moleculaire stoffen
binnen is beginnen!
Doelen
3.3.1 Je kunt moleculaire stoffen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.3.2 Je kunt de begrippen atoombinding en covalentie uitleggen en toepassen.
3.3.3 Je kunt moleculen in structuurformules weergeven.
3.3.4 Je kunt het begrip vanderwaalsbinding uitleggen en toepassen.
3.3.5 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke covalentie een niet-metaalatoom heeft. (plus)
DEZE LES:
  • stil werken 15 minuten & demo toestel van Hoffmann
  • instructie 15 minuten
  • aan de slag 30 minuten
timer
15:00
VOORWAARDEN ZELFSTANDIG WERKEN
Je gaat aan het werk
Je blijft op je plek zitten
overleg alleen binnen je groepje
Je zorgt ervoor dat anderen kunnen werken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.3  Moleculaire stoffen
binnen is beginnen!
Doelen
3.3.1 Je kunt moleculaire stoffen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.3.2 Je kunt de begrippen atoombinding en covalentie uitleggen en toepassen.
3.3.3 Je kunt moleculen in structuurformules weergeven.
3.3.4 Je kunt het begrip vanderwaalsbinding uitleggen en toepassen.
3.3.5 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke covalentie een niet-metaalatoom heeft. (plus)
DEZE LES:
  • stil werken 15 minuten & demo toestel van Hoffmann
  • instructie 15 minuten
  • aan de slag 30 minuten
timer
15:00
VOORWAARDEN ZELFSTANDIG WERKEN
Je gaat aan het werk
Je blijft op je plek zitten
overleg alleen binnen je groepje
Je zorgt ervoor dat anderen kunnen werken

Slide 1 - Tekstslide

3.3 Moleculaire stoffen
Moleculaire stoffen bevatten alleen niet-metaal atoomsoorten. 
Moleculaire stoffen geleiden geen stroom. 
Moleculaire stoffen hebben meestal een laag kookpunt en smeltpunt. 


Slide 2 - Tekstslide

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 3 - Quizvraag

Welke stof is een moleculaire stof?
A
Mg
B
PbNO3
C
NaCl
D
C4H10

Slide 4 - Quizvraag

Een moleculaire stof bestaat uit..
A
niet-metaal atomen
B
metaal-atomen
C
niet metaal atoom en een metaal atoom
D
uit atomen

Slide 5 - Quizvraag

Is dit een moleculaire stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Atoombinding en covalentie

Een binding tussen twee atomen noemen we de atoombinding.






Het aantal atoombindingen dat een atoomsoort kan maken heet de covalentie

Slide 8 - Tekstslide

Covalentie
Het aantal bindingen dat een atoomsoort kan maken, noemen we covalentie. Een binding geven we weer met een streepje. 
De covalentie van H is 1. De covalentie van C is 4. 


Slide 9 - Tekstslide

Structuurformules

Slide 10 - Tekstslide

Welke van deze structuurformules kan niet kloppen?
A
O=C=O
B
H-C-H
C
O=O
D
H-H

Slide 11 - Quizvraag

Binding tussen moleculen
Een atoombinding is een binding tussen twee verschillende 
atoomsoorten in een molecuul.  
In een molecuultekening geven we een atoombinding weer met een 
streepje. 


Tussen twee moleculen heb je ook een binding. Dat noem je een molecuulbinding. De belangrijkste molecuulbinding is de vanderwaalsbinding. 
 

Slide 12 - Tekstslide

Bindingen tussen moleculen

Een Vanderwaalsbinding is een binding tussen twee moleculen. Deze verbinding ontstaat eigenlijk door de zwaartekracht van de moleculen: de moleculen trekken elkaar aan. Hoe groter het molecuul, hoe groter de aantrekkingskracht en hoe moeilijker de verbinding weer te verbreken is. Daarom hebben grote moleculen een hoger kookpunt dan kleine moleculen.

Tussen de moleculen van moleculaire stoffen zitten Vanderwaalsbindingen. 


Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag norm 3.3

Doelen
3.3.1 Je kunt moleculaire stoffen op micro- en macroniveau beschrijven.
3.3.2 Je kunt de begrippen atoombinding en covalentie uitleggen en toepassen.
3.3.3 Je kunt moleculen in structuurformules weergeven.
3.3.4 Je kunt het begrip vanderwaalsbinding uitleggen en toepassen.
3.3.5 Je kunt met behulp van de plaats in het periodiek systeem voorspellen welke covalentie een niet-metaalatoom heeft. (plus)
VOORWAARDEN ZELFSTANDIG WERKEN
  • Je gaat aan het werk
  • Je blijft op je plek zitten
  • overleg alleen binnen je groepje
  • Je zorgt ervoor dat anderen kunnen werken
timer
30:00

Slide 14 - Tekstslide