Je kunt de woorden van de Lernliste N-D actief gebruiken.
Je kunt het werkwoord sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken
Slide 2 - Tekstslide
Ich kann _____ nicht kommen.
A
leider
B
aber
Slide 3 - Quizvraag
Hast du _______ ein Glas Wasser für mich?
A
praktisch
B
vielleicht
Slide 4 - Quizvraag
Ich spiele ______ Games.
A
aber
B
gern
Slide 5 - Quizvraag
Lesen
Kapitel 1: Paragraf C: Lesen
Buch:Aufgabe 9 & 10 besprechen (S.16)
--> Waar in de tekst heb je het antwoord gevonden?
--> Fout? = Verbeter de foute antwoorden en markeer in de
tekst waar het goede antwoord staat.
Zeit: 10 Minuten
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Personalpronomen
De persoonlijk voornaamwoorden zijn woorden die een persoon aanwijzen (bijv. ik, jij, hij, jullie). In het Duits zijn dit de persoonlijk voornaamwoorden.
Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je in hetNederlands?
Slide 8 - Tekstslide
Personalpronomen
In het Duits kennen we de persoonlijk voornaamwoorden:
Let op: 'sie' komt 3x voor! (zij, zij mv, u). U vorm is met hoofdletter.
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie
ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
*men = man
Slide 9 - Tekstslide
das Verb 'sein'
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij/zij/het/men is
er/sie/es/man ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij zijn
sie sind
u bent
Sie sind
Het Duitse werkwoord ‘sein’ (zijn) is een belangrijk werkwoord. Het werkwoord kan je niet volgens een vaste regel vervoegen. De vormen van ‘sein’ moet je goed uit je hoofd leren!
Slide 10 - Tekstslide
ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ich ....
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
es ...
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ihr...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid
Slide 15 - Quizvraag
Paragraf D: Grammatik
Online:selbstständig machen: Aufgabe 11 t/m 14 (80% of >)