Trappen van vergelijking en verkleinwoorden

Trappen van vergelijking en verkleinwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking en verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

LESDOELEN
- ik weet wat 'de trappen van vergelijking' betekent
- ik weet wanneer ik /als/ of /dan moet gebruiken
- ik kan verkleinwoorden correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Even checken....
lang - .... - langst
hulpeloos - hulpelozer - ....
Juul is even slim .... Leroy
laf - .... - ....
Madelief is sneller .... Sem
goed - .... - ....



Slide 4 - Tekstslide

Theorie 
- stellende trap 
- vergrotende trap + -er
- overtreffende trap + -st

Let op:
woord eindigt op -r -> + -der
woord eindigt op -s -> + -t
woord eindigt op -t en -sch -> meest
lief
groot
liever
groter
liefst
grootst
duur
duurder (v)
machteloos
machteloost (o)
praktisch
verrast
meest praktisch (o)
meest verrast (o)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

even ..., net zo ..., niet zo ...

Slide 7 - Tekstslide

kleiner/groter/beter/mooier...

Slide 8 - Tekstslide

Theorie 
Verschil tussen als en dan. Wanneer gebruik je wat?
- als gebruik je na de stellende trap: even oud als 
- dan gebruik je na de vergrotende trap: ouder dan



Tip: herhaal in gedachten de persoonsvorm, dan hoor je of er 'als' of 'dan' komt, bijvoorbeeld:
Mariet schrijft lang niet zo netjes als ik (schrijf).
Inez zegt dat Jihan harder kan lopen dan zij (kan).
 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van lief?
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 10 - Quizvraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quizvraag

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quizvraag

6

Slide 17 - Video

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar

Slide 18 - Sleepvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van woning?
A
woningje
B
woningetje
C
woninkje
D
woning'je

Slide 20 - Quizvraag


Basis
De volgende verkleinwoorden zijn goed geschreven:
A
geheimpje, koninkje, bankje, stoeltje, tekeningetje
B
geheimpje, koningkje, bankje, stoeltje, tekeningetje
C
geheimpje, koninkje, bangkje, stoeltje, tekeningetje
D
geheimpje, koninkje, bankje, stoeltje, tekeningentje

Slide 21 - Quizvraag


Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang. Dus de verkleinwoorden van 'glas' en 'pad' worden
A
glasje en padje
B
glaasje en padje
C
glasje en paadje
D
glaasje en paadje

Slide 22 - Quizvraag


Dus de verkleinwoorden van opa, menu, comité en radio worden ...
A
opa'tje, menu'tje, comité'tje, radio'tje
B
opatje, menutje, comitétje, radiotje
C
opaatje, menuutje, comiteetje, radiootje

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord van
accu?
A
accu'tje
B
accuutje
C
accutje
D
accu-tje

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord van
ski?
A
skitje
B
skietje
C
ski'tje
D
ski-tje

Slide 25 - Quizvraag

Woorden met een -m                         boom

Woorden met een -ng                     koning

Achteraan -a, -o, -u of é                           opa,  auto, paraplu, café

Achteraan -y                                              baby

Woorden met cijfers of afkorting        dvd, A4
+ pje
boompje

-ng wordt -nk + je 
koninkje

+ extra klinker + tje
opaatje, autootje, parapluutje, cafeetje

+ 'tje (let op de apostrof!)
baby'tje

-'je of -'tje (let op de apostrof!)
dvd'tje, A4'tje

Slide 26 - Tekstslide

LESDOELEN  BEHAALD?
- ik weet wat 'de trappen van vergelijking' betekent
- ik weet wanneer ik /als/ of /dan moet gebruiken


ik kan verkleinwoorden correct spellen

Slide 27 - Tekstslide