Les 3I

Grammar
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Can / Can't 
  • Could / Couldn't
  • Must / Musn't

Slide 2 - Tekstslide

Grammar: can / can't

Slide 3 - Tekstslide

Grammar: can / can't
Om te zeggen dat je iets kunt of mag gebruik je
het hulpwerkwoord 'can'

Om te zeggen dat je iets niet kunt of niet mag gebruik je 'can't (cannot)'

Can en can't (cannot) worden altijd gevolgd door het hele werkwoord!

Slide 4 - Tekstslide

Can / Can't 
I can help - Ik kan helpen.
I can not help - Ik kan niet helpen.

We can help - Wij kunnen helpen.
We can't help - Wij kunnen niet helpen

Can i help - Kan ik helpen?
Can we help? - Kunnen wij helpen?


Slide 5 - Tekstslide

Helicopters _______________ fly.

A
can
B
can't

Slide 6 - Quizvraag

Bram _____________ fight.

A
can
B
can't

Slide 7 - Quizvraag

Bruno can write, ...?
A
can't he
B
can they
C
can he
D
can't you

Slide 8 - Quizvraag

Could / couldn't

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

I _____ be with my friends yesterday. I had to do homework
A
could
B
couldn't

Slide 14 - Quizvraag

He _____ cycle there. His bike is broken
A
could
B
couldn't

Slide 15 - Quizvraag

 Must(n't)
 MUST
Gebruik je als iets moet, het kan niet anders of het is een persoonlijke noodzaak.
 MUSTN'T
Gebruik je als iets NIET moet of NIET mag.

Slide 16 - Tekstslide

Must(n't)
 MUST
You must stay at home.
 MUSTN'T
You mustn't go outside.

Slide 17 - Tekstslide

Must: moeten (persoonlijke noodzaak, kan niet anders) 
- I'm hungry, I must eat something.

Mustn't: niet moeten/mogen
- We mustn't lie to our parents.

Mustn't = must not

Slide 18 - Tekstslide

I _____ help my mother
A
must
B
mustn't

Slide 19 - Quizvraag

I _____ finish my homework, or my teacher will get angry.
A
must
B
mustn't

Slide 20 - Quizvraag

Read the sentence. Which one fits best?

When working with electricity,
you _____ be careful not to hurt yourself.
A
must
B
mustn't

Slide 21 - Quizvraag

Fill in: must/ mustn't:

You ... brush your teeth before going to bed

Slide 22 - Open vraag