TH1 Card ord

 Today
  • Explain grammar:
       -   Cardinals & ordinals
       -   Practice in LessonUp
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Explain grammar:
       -   Cardinals & ordinals
       -   Practice in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Cardinal & ordinal numbers
(hoofdtelwoorden & rangtelwoorden)
Cardinal: een woord dat een aantal weergeeft

They ordered eighteen sandwiches.

I live in the fourth house on the left.

Ordinal: een woord dat een volgorde/rang aangeeft

Slide 3 - Tekstslide

Cardinals & ordinals
Vorm: cardinal (hoofdtelwoord) + -th

Spelling changes:
seven   >   seventh (7th)

thirteen  >   thirteenth (13th)

eighty-four  >   eighty-fourth (84th)

five / twelve   >   fifth (5th) / twelfth (12th)

eight   >   eighth (8th)

nine   >   ninth (9th)

twenty / forty   >   twentieth (20th) / fortieth (40th)

Slide 4 - Tekstslide

Cardinals & ordinals
Exceptions (uitzonderingen): 

one   >   first (1st)

two   >   second (2nd)

three   >   third (3rd)

twenty-one   >   twenty-first (21st)

thirty-two   >   thirty-second (32nd)

forty-three   >   forty-third (43rd)

Slide 5 - Tekstslide

I have breakfast at ...... (6) o'clock.

Slide 6 - Open vraag

My brother is in the ...... (6) class.

Slide 7 - Open vraag

I am so happy that he won the ......
(2) prize.

Slide 8 - Open vraag

He scored ...... (3) goals in that game.

Slide 9 - Open vraag

It's the ...... (5) day of our holiday in Florida.

Slide 10 - Open vraag

This is the ...... (4) book I am reading this month.

Slide 11 - Open vraag

Do you feel like you understand the cardinal and ordinal numbers?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Study for your test 

Wednesday 28th of November

Slide 13 - Tekstslide

Translate
  1. Onze nieuwe (=new) buren zijn nogal stil.
  2. Haar vriendje heet Ethan. Is hij schattig?
  3. Schiet op! Je moet (=have to) naar (=go to) de eetkamer.
  4. Waar(=Where) is Julia? Ze is boven een film aan het kijken (= is watching).
  5. De aula (=school hall) is op(=on) de eerste verdieping.

Slide 14 - Tekstslide

Translate
  1. Our new neighbours are quite quiet.
  2. Her boyfriend is called Ethan. Is he cute?
  3. Hurry up! You have to go to the dining room.
  4. Where is Julia? She is watching a film upstairs.
  5. The school hall is on the first floor.

Slide 15 - Tekstslide