Quiz Thema 1

Quiz Thema 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Quiz Thema 1

Slide 1 - Tekstslide

Een valkparkiet krijgt een jong. Dit hoort bij het levenskenmerk ...
A
Voeden
B
Groeien
C
Ademhalen
D
Voortplanten

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van ontwikkeling?
A
Als een boom een dikkere stam krijgt
B
Als een boom zijn bladeren laat vallen
C
Als een plant een langere steel krijgt
D
Als een plant grotere bladeren krijgt

Slide 3 - Quizvraag

groeien is
A
Nieuwe vorm krijgen
B
Ouder worden
C
Groter en zwaarder worden
D
Groter worden

Slide 4 - Quizvraag

Een levend wezen.
A
orgaan
B
cel
C
biologie
D
organisme

Slide 5 - Quizvraag

Wat is levend?
A
een boom
B
een deur
C
een lantaarnpaal
D
een herfstblad

Slide 6 - Quizvraag

Welke van onderstaande dingen is levenloos?
A
Een appel
B
Een steen
C
Een skelet
D
Een bloem

Slide 7 - Quizvraag


A
levend
B
dood
C
levenloos
D
gewoon, water

Slide 8 - Quizvraag


A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
geen idee

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van de zaadhuid?
A
Beschermen van het zaad
B
Het geven van kleur aan het zaad
C
Het laten groeien van de kiem
D
Het produceren van reservevoedsel

Slide 10 - Quizvraag

Welke factoren zijn nodig voor ontkieming?
A
Een gunstige temperatuur, licht en voedingsstoffen.
B
Een gunstige temperatuur, water en licht.
C
Een gunstige temperatuur, wind en voedingsstoffen.
D
Een gunstige temperatuur, water en zuurstof.

Slide 11 - Quizvraag

Wat komt als eerst naar buiten als een zaad ontkiemt?
A
Wortel
B
Blaadje
C
Stengel
D
Bloem

Slide 12 - Quizvraag

Waar haalt de kiem zijn voedingsstoffen uit?
A
Uit de grond (opname via de wortels)
B
Van licht (met de bladgroenkorrels)
C
Zaadlobben
D
Uit de kiem zelf

Slide 13 - Quizvraag

Wat is metamorfose?
A
als jonge dieren een andere lichaamsbouw en levenswijze hebben dan volwassen dieren
B
als jonge en volwassen dieren steeds groter en zwaarder worden
C
als bestaande organen hun functie steeds beter gaan vervullen

Slide 14 - Quizvraag

Welk dier heeft GEEN verandering (metamorfose) bij het groter worden?
A
Rups
B
Mier
C
Lieveheersbeestje
D
Kikkervisje

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de ontwikkelingsstadia van een
vlinder?
A
ei-pop-rups-imago
B
imago-pop-rups-ei
C
ei-rups-pop-imago
D
rups-pop-imago-ei

Slide 16 - Quizvraag

Een ander woord voor metamorfose is:
A
verbouwing
B
gedaantewisseling
C
ontwikkelfase
D
levenscyclus

Slide 17 - Quizvraag

Levenscyclus van een koolwitje
1
2
3
4
Pop
Ei
Larve
Imago
eet niet
eet weinig
eet veel
eet niet

Slide 18 - Sleepvraag

inwendige
kieuwen
uitwendige kieuwen
ademen huid en longen
kikkereieren
eet algen
eet insecten

Slide 19 - Sleepvraag

Zet in de juiste volgorde vanaf 0
A) Puber B) Peuter C) Oudere
D) Kind E) Baby F) Kleuter
A
B - D - E - A - F - C
B
E - B - F - D - A - C
C
B - E - D - A - F - C
D
E - B - D - A - F - C

Slide 20 - Quizvraag

Wie zijn gemiddeld eerder in de puberteit?
A
jongens
B
meisjes

Slide 21 - Quizvraag

Wie doen gemiddeld langer over de puberteit?
A
jongens
B
meisjes

Slide 22 - Quizvraag

water
koolstof-
dioxide
zuurstof
glucose

Slide 23 - Sleepvraag

Welke 2 stoffen maakt een plant
tijdens de fotosynthese?
timer
0:15

Slide 24 - Open vraag

Waar of niet waar. In alle groene delen van een plant kan fotosynthese plaats vinden?
A
Waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Kan er fotosynthese plaats vinden in cellen zonder bladgroenkorrels?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

In cellen van welk organisme kan fotosynthese plaats vinden?
A
een mens
B
een slang
C
een boom
D
een paddenstoel

Slide 27 - Quizvraag

Waar of niet waar. Bij de fotosynthese in planten ontstaat glucose.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Bij de fotosynthese in planten wordt water verbruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Fotosynthese kan zowel overdag als s' nachts plaats vinden.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Welke onderdelen van de plant hebben bladgroenkorrels?
A
Alle onderdelen van de plant
B
Alle groene delen van de plant
C
Alleen de gekleurde delen van de plant
D
Geen enkel onderdeel van de plant

Slide 31 - Quizvraag