Herhalen hoofdstuk 6
1 / 16
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Haakjes wegwerken:
3(x+2) =
3(x+2) =
A
3x + 2
B
3x + 6
C
3x + 5
D
6x + 3
Slide 2 - Quizvraag
haakjes wegwerken
(x+2)(x−7)
A
x2+2x−7
B
2x−5
C
x2−5x−14
D
x2−14
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Combineer de volgende formules:
x= 3t
y= x+7
x= 3t
y= x+7
A
y=3t + 7
B
y= x+3t
Slide 5 - Quizvraag
Tot welke formule kun je de volgende formules combineren?
b=3a
k=b+10
en
A
b=3a+10
B
k=3a+b+10
C
k=3a+10
D
b=3a+k
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
breuken delen
A
40/86
B
20/45
C
10/21
D
???
Slide 9 - Quizvraag
Schrijf de formule als 1 breuk.
Slide 10 - Open vraag
Breuken vermenigvuldigen
A
3/8
B
2/15
C
1/15
D
5/6
Slide 11 - Quizvraag
Breuken optellen
A
4/10
B
7/8
C
4/8
D
7/16
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je een macht met een negatieve exponent omkeert?
A
De exponent wordt positief.
B
Het grondtal wordt negatief.
C
Het grondtal wordt gedeeld.
D
De exponent verdwijnt.
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de rekenregel voor het delen van machten?
A
Bij het delen van machten met dezelfde grondtal, trek je de exponenten van elkaar af.
B
Bij het delen van machten met dezelfde grondtal, tel je de exponenten bij elkaar op.
C
Bij het delen van machten met dezelfde grondtal, vermenigvuldig je de exponenten.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de juiste rekenregel voor het optellen van machten?
A
Machten kunnen altijd opgeteld worden.
B
Alleen positieve machten kunnen opgeteld worden.
C
Bij het optellen van machten wordt het grondtal vermenigvuldigd.
D
De machten kunnen alleen opgeteld worden als de grondtallen gelijk zijn.
