Waar is het van gemaakt. C'est en ......
Welke vorm heeft het. C'est (vierkant, rond, lang, klein...)
Welke kleur heeft het. C'est (wit, zwart, blauw, geel...)
Hoe groot is het. C'est (groot, klein, 20 centimeter....)
Waar is het voor. C'est pour (drinken, te werken, gommen...)
De woorwerpen die je kent: dopper, iPad, gum, pen, etui, boek of andere spullen in je rugzak