Periode taalkunde: geschiedenis van de nederlandse taal

Geschiedenis van de Nederlandse taal 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Geschiedenis van de Nederlandse taal 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Proto-talen
Ontstaan van de Nederlandse taal
 Het oudste Nederlandse zinnetje - Klokhuis
Uitleg
Gebarentaal opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan kort de geschiedenis van de Nederlandse taal samenvatten.

Ik ken het eerste zinnetje uit een van de oudste Nederlandse teksten.


Slide 3 - Tekstslide

Ontstaan van de Nederlandse taal
We gaan een reis door de tijd maken
- Proto-Indo-Europees
- Proto-Germaans
- Oudnederlands
- Middelnederlands
- Standaard Nederlands

Maak aantekeningen, de opdracht volgt aan het einde

Slide 4 - Tekstslide

Taalfamilies
Hier in Europa kenden we  een moedertaal, namelijk het Proto-Indo-Europees. Dit is een proto-taal, wat betekent dat er geen bewijzen zijn dat deze taal heeft bestaan/is gesproken. Vanuit deze moedertaal zijn er allerlei vertakkingen gekomen naar nieuwe talen, zoals het Proto-Germaans. Dit is de voorouder van het Nederlands. Alle talen staan met elkaar in verbinding en dat noemen we taalfamilies. Dat ziet er ongeveer zo uit...

Slide 5 - Tekstslide

Taalfamilies

Slide 6 - Tekstslide

Taalfamilies

Slide 7 - Tekstslide

Taalfamilies

Slide 8 - Tekstslide

Taalfamilies

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Oudnederlands (500 n.Chr. - 1000)
Uit het Proto-Germaans ontstonden nieuwe talen. Dit gebeurde omdat Germaanse stammen zich begonnen te verspreiden over een groter gebied. Hierdoor viel de taal steeds meer uiteen in onderling van elkaar verschillende dialecten. 

Een van die dialecten was het Oudnederlands. Van deze taal zijn er bewijzen dat de taal is gesproken, maar er is bijna niets uit die tijd bewaard gebleven. Het oudst bekendste zinnetje uit die tijd is: Maltho thi afrio lito. Wat ongeveer betekent: Ik meld je: ik bevrijd (je), laat. Deze zin werd gebruikt in de rechtspraak om een halfvrij persoon vrij te spreken. 


Slide 11 - Tekstslide

Oudnederlands (500 n.Chr. - 1000)
Er ontstaan steeds meer herkenbare woorden die wij ook nog gebruiken omdat mensen met elkaar eenzelfde taal gaan spreken. 
Eerste typische woorden voor het Nederlands, zoals huova voor hoeve. 

En van de oudste "Nederlandse" teksten, Hebban olla vogala, dateert uit ongeveer 1100.
Hedendaags Nederlands:
Hebban olla vogala nestas hagunnan                  Alle vogels zijn met hun nesten begonnen
hinase hi(c) (e)nda thu                                                  Behalve jij en ik
uu(at) unbida(n) (uu)e nu                                             Waar wachten we nog op

Het zou een liefdesgedicht zijn dat geschreven is door een monnik.

Slide 12 - Tekstslide

Middelnederlands (1150-1500)
Het Oudenederlands werd tot halverwege de twaalfde eeuw gesproken. 
Tussen 1200 en 1500 sprak men Middelnederlands. Er was nog wel onderscheid in verschillende dialecten, zoals het Brabants, het Vlaams, het Limburgs, het Hollands, maar onderling konden ze elkaar verstaan. 
De elite en de geestelijkheid sprak Latijn. Dit was ook de taal waarin er geschreven werd. 
Toch gingen steeds meer mensen schrijven in de eigen taal, het Middelnederlands.
De spelling volgde toen nog de spreektaal en kon dus per streek sterk verschillen. Er was dus nog geen standaardtaal met een vaste woordvolgorde, maar wel maakten ze gebruik van 4 naamvallen net als in het Duits.



Slide 13 - Tekstslide

Middelnederlands (1150-1500)

Slide 14 - Tekstslide

Middelnederlands (1150-1500)


Het Middelnederlands kende nog naamvallen. Zie afbeelding.

waar lijkt dit nog het meest op qua taal?

Slide 15 - Tekstslide

Standaard Nederlands (1500-Nu)
Tijdens de Tachtigjarige oorlog werd het Nederlands opeens een belangrijk onderdeel. We wilden onafhankelijk worden en net zoals de Spanjaarden onze eigen taal hebben. Vanuit daar zijn er afspraken gemaakt  en kwam er een taal met een regelsysteem. 
De bevolking leerde lezen en schrijven en de taal ontwikkelde zich tot de taal die wij vandaag de dag spreken. 

Slide 16 - Tekstslide

Standaard Nederlands (1500-Nu)
De verschillen tussen de regio’s groeiden naar elkaar toe. Het dialect dat het meeste aanzien genoot won van andere gesproken en geschreven talen van het Nederlands.
Er werd gekozen voor standaardvormen van bepaalde woorden, mus boven mos, zoon boven zeun. De standaardtaal werd steeds meer vastgelegd en gebruikt in de kerk, het onderwijs, de rechtbank. Uiteindelijk gebruikte iedereen de standaardtaal. 

Slide 17 - Tekstslide

Standaard Nederlands (1500-Nu)
In de 18e en 19e eeuw stonden de spreek- en schrijftaal nog ver van elkaar af. Eind 19e eeuw begon dit naar elkaar toe te groeien en werd de geschreven taal gericht op de gesproken standaardtaal. Dit was het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN), voor zowel spreken als schrijven. Eerst was dit nog vooral voor de elite, later werd het de taal van iedereen en wat je verplicht ging leren op school.


 . 

Slide 18 - Tekstslide

Standaard Nederlands: heden
Zoals je ziet is taal altijd aan verandering onderhevig. Het Nederlands bestaat niet. Het is constant onder invloed van bepaalde factoren. Veel invloeden zijn nog terug te vinden in de taal. 
Welke leenwoorden ken jij? Welke gebruik jij veel?





 . 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Het oudste Nederlandse zinnetje
- Kijk naar de aflevering van het Klokhuis over Hebban olla vogala (zie volgende dia)
- Beantwoord de vragen in je schrift: 
1. Hoelang geleden is één van de allereerste Nederlandse zinnen opgeschreven?
2. Waar was het zinnetje onderdeel van?
3. Waarin werd het zinnetje opgeschreven?
4. Waarmee werd er vroeger geschreven?
5. Wat doe je met een penneproef?
6. In welke taal werd er rond 1100 geschreven?
7. Schrijf het zinnetje op en de vertaling.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Huiswerk
1. Aantekeningen Ontstaan van de Nederlandse taal
2. Vragen 'Hebban Olla Vogala' uitwerken in je schrift
3.  Gedicht 'Hebban Olla Vogala' in je schrift plakken.
4 Kies een leenwoord dat jij veel gebruikt in je dagelijkse leven en vertaal het naar het ABN. Schrijf beide in je schrift

Slide 23 - Tekstslide

Je schrift:
1. Uitwerken taalfamilies: plak ook de plaatjes
2. Aantekeningen Ontstaan van de Nederlandse taal
3. 'Hebban Olla Vogala' uitwerken.
4. Leenwoord


Tip: Lees ook eens de schrijfhulp voor het uitwerken van je aantekeningen.


Slide 24 - Tekstslide