3H STONES/VOCAB. CHAPTER 5 (5th ED)

3HAVO
VOCABULARY + STONES 
CHAPTER 5
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

3HAVO
VOCABULARY + STONES 
CHAPTER 5

Slide 1 - Tekstslide

volgens
A
judging from
B
according to

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het hoofdthema van deze serie?
A
What is the storyline of this series?
B
What is the main theme of this series?

Slide 3 - Quizvraag

fragment
A
excerpt
B
sequel

Slide 4 - Quizvraag

EastEnders is een van de langstlopende series in Groot-Brittannië.
A
EastEnders is one of Britain’s longest-running soap series.
B
EastEnders is by far one of the most-watched soap series.

Slide 5 - Quizvraag

best bekeken
A
longest-running
B
most-watched

Slide 6 - Quizvraag

In de verhaallijn van deze serie staat de strijd om vrijheid centraal.
A
Central to the plot of the series is the hunger for victory.
B
Central to the storyline of this series is the struggle for freedom.

Slide 7 - Quizvraag

langdradig
A
wordy
B
peculiar

Slide 8 - Quizvraag

vergezocht
A
be caught between
B
far-fetched

Slide 9 - Quizvraag

Volgens de flaptekst heeft deze serie vele prijzen gewonnen.
A
According to the back cover, this series has won numerous awards.
B
According to the blurb, this series has won numerous awards.

Slide 10 - Quizvraag

Afgaande op de achterflap heeft deze specifieke roman een dubbelzinnig einde.
A
Judging from the back cover, this particular novel has an ambiguous ending.
B
According to the back cover, this particular novel has an ambiguous ending.

Slide 11 - Quizvraag

Zoals het fragment beschrijft, heeft het boek meerdere verhaallijnen.
A
As the excerpt says, the book has multiple plot lines.
B
As the back cover says, the book has multiple plot lines.

Slide 12 - Quizvraag

Ik kan Jake Spear echt aanraden. Hij is gewoonweg hilarisch.
A
You really should read Jake Spear. He is simply hilarious.
B
I can really recommend Jake Spear. He is simply hilarious.

Slide 13 - Quizvraag

Je zou dit echt niet moeten lezen. Het is te langdradig.
A
You really shouldn’t read this. It’s too wordy.
B
Don't bother reading this. It's a waste of time.

Slide 14 - Quizvraag

Toen ik een keer naar de bioscoop ging, schreeuwde er een vreemde man naar me.
A
Some time ago, while I was on holiday, something peculiar happened.
B
On one occasion, when I went to the cinema, a strange man shouted at me.

Slide 15 - Quizvraag

Ik stak de straat over om van de man af te komen.
A
I crossed the street in order to shake him off.
B
I crossed the street in order to get rid of the man.

Slide 16 - Quizvraag

Ik nam de verkeerde bus en vermoedde dat er iets mis was.
A
I took the wrong bus and suspected something was wrong.
B
I took the wrong bus and had no idea something was wrong.

Slide 17 - Quizvraag

Nadat ik de hoek om was gegaan, heb ik me achter een boom verstopt.
A
After I had gone behind a tree I hid around the corner .
B
After I had gone around the corner I hid behind a tree.

Slide 18 - Quizvraag

Uiteindelijk bleek ik maar op een steenworp afstand van mijn hotel te zijn.
A
Finally, it turned out I was only a few steps away from my hotel.
B
Finally, it turned out I was only a stone’s throw away from my hotel.

Slide 19 - Quizvraag

Nadat ik de verkeerde bus had genomen, verdwaalde ik per ongeluk.
A
After I had taken the wrong bus, I unintentionally got lost.
B
After I had taken the wrong bus, I turned out te be lost.

Slide 20 - Quizvraag

verdiept zijn in
A
be engrossed in
B
hunger for victory

Slide 21 - Quizvraag

fantasierijk
A
dull
B
imaginative

Slide 22 - Quizvraag

verteller
A
narrator
B
author

Slide 23 - Quizvraag

meerderheid
A
unintentionally
B
majority

Slide 24 - Quizvraag

de tijd vergeten
A
lose track of time
B
humdrum

Slide 25 - Quizvraag

verliezen
A
to loose - lost - lost
B
to lose - lost - lost

Slide 26 - Quizvraag

zeggen
A
to say - said - said
B
to say - saw - seen

Slide 27 - Quizvraag

onderwijzen (lesgeven)
A
to teach - thought - thought
B
to teach - taught - taught

Slide 28 - Quizvraag

(ver)zenden/(ver)sturen
A
to sent - send - send
B
to send - sent - sent

Slide 29 - Quizvraag

vallen
A
to fall - fell - fallen
B
to fall - felt - felt

Slide 30 - Quizvraag