Personalpronomen (Dativ *3 und Akkusativ *4)

persoonlijke voornaamwoorden

Ook persoonlijke voornaamwoorden staan in het Duits in een bepaalde naamval

1e naamval (Nominativ): het onderwerp

3e naamval (Dativ): het meewerkend voorwerp

4e naamval (Akkusativ): het lijdend voorwerp

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

persoonlijke voornaamwoorden

Ook persoonlijke voornaamwoorden staan in het Duits in een bepaalde naamval

1e naamval (Nominativ): het onderwerp

3e naamval (Dativ): het meewerkend voorwerp

4e naamval (Akkusativ): het lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

vervangen een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijke vnw

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Schenkt er seiner Freundin _____ CD (v)
A
die
B
der

Slide 5 - Quizvraag

Schenkst du _____ Mutter eine Karte?
A
die
B
der

Slide 6 - Quizvraag

Erzählt Paul _(jullie)____ diese Geschichte.
A
ihr
B
euch

Slide 7 - Quizvraag

Bringt sie ____ eine Tasse Tee
A
du
B
dir
C
dich

Slide 8 - Quizvraag

Tessa kauft ein(e) Geschenk
A
ein
B
eine

Slide 9 - Quizvraag

Ich sehe ... nicht (jou)
A
dir
B
du
C
dich
D
er

Slide 10 - Quizvraag

Wir geben ... noch Zeit (jullie).
A
ihr
B
euch (3e nv)
C
euch (4e nv)
D
ihnen

Slide 11 - Quizvraag

Ich habe .... (jou) gesehen.
A
dir (3e)
B
dich (4e)
C
du (1e)

Slide 12 - Quizvraag

Ich habe .... (jou) das Buch gegeben.
A
dir (3e)
B
dich (4e)
C
du (1e)

Slide 13 - Quizvraag

Sie gibt (hem) einen Kuss.
A
ihn (4e)
B
ihm (3e)
C
er (1e)

Slide 14 - Quizvraag

Sie hat (hem) nicht gesehen.
A
ihm (3e)
B
ihn (4e)
C
er (1e)

Slide 15 - Quizvraag

Sie sieht den Mann. (hij) sieht sie nicht.
A
ihn (4e)
B
ihm (3)
C
er (1e)

Slide 16 - Quizvraag

Ich liebe (jou), aber liebst du (mij) auch?
A
dir - mir
B
dir - mich
C
dich - mich
D
dich - mir

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide