Adjectives and Adverbs

Adjectives and Adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Adjectives and Adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderfully
B
wonderful

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
It tastes ....
A
good
B
well

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
This is an .... difficult game.
A
incredibly
B
incredible

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The people were waiting
A
patiently
B
patient

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
Sheila is a .... football player.
A
good
B
well
C
goodly

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
The concert is .....
A
terribly
B
terrible

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Find the mistake:
He runs amazing fast for his age.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

True or false:
Adjectives describe nouns, and adverbs describe verbs.
A
True
B
False

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The dog digs ___________.
A
verocious
B
verociously

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He was a _______ player, so he won the game.
A
skillfully
B
more skillful
C
skilful

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

True or False:
The word "quickly" is an adjective.
A
True
B
False

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
She finished the project _______ (quick) than I expected.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The boys had _____________ yellow jackets on.
A
bright
B
brightly

Slide 16 - Quizvraag

"Bright" is an adjective, and adjectives are used to describe nouns (in this case, "yellow jackets").
"Brightly" is an adverb, which is used to modify verbs, adjectives, or other adverbs. Since there's no verb or action being described here, "brightly" wouldn't fit.
She sings very ________.
A
beauty
B
beautify
C
beautiful
D
beautifully

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is correct?
A
The car drives slow.
B
The car drives slowly.
C
The car drives slower.
D
The car drives slowest

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The creek was filling up ______________ fast.
A
dramatic
B
dramatically

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
It was a very _______ (happy) moment for everyone.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies