In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werk
Slide 1 - Tekstslide
Wat versta jij onder arbeid?
Slide 2 - Woordweb
Soorten werk
Loondienst (werknemer / werkgever)
Ondernemer (ZZP'er)
Stage
Vrijwilligerswerk
Slide 3 - Tekstslide
Loondienst
Tijdelijk contract / bepaalde tijd / flexibel
Vast contract / onbepaalde tijd
Voor- en nadelen?
Slide 4 - Tekstslide
Formele en informele arbeid
Formeel: geregistreerd (belasting)
Informeel: niet geregistreerd
Slide 5 - Tekstslide
Een leider of een baas zijn hetzelfde
waar
niet waar
Slide 6 - Poll
Ik vind het belangrijk dat mijn manager mij
motiveert
duidelijk verteld wat ik moet doen
mij betrekt bij beslissingen
mij verantwoordelijkheid geeft
Slide 7 - Poll
Iedereen kan een goede manager worden
waar
niet waar
Slide 8 - Poll
Ondernemer
ZZP
KvK
Ondernemersplan
Startkapitaal
Voor- en nadelen?
Slide 9 - Tekstslide
Stage
Werk wat je (betaald of onbetaald) doet om praktijkervaring op te doen
Slide 10 - Tekstslide
Vrijwilligerswerk
Onbetaald werk waarmee je een bijdrage levert aan je omgeving of de samenleving
Bijvoorbeeld: Mantelzorg
Slide 11 - Tekstslide
Waarom ga je werken?
Slide 12 - Woordweb
Redenen om te werken
Salaris
Sociale contacten
Structuur
Zelfontplooiing
Bijdrage aan de samenleving / betekenisvol
Slide 13 - Tekstslide
Als ik niet genoeg betaald krijg, neem ik de baan niet aan.
Eens
Oneens
Slide 14 - Poll
Een diploma moet verplicht zijn voor ieder beroep
Eens
Oneens
Slide 15 - Poll
Zwartwerken moet verboden worden
Eens
Oneens
Slide 16 - Poll
Iedereen moet verplicht 3 uur per week vrijwilligerswerk doen
Eens
Oneens
Slide 17 - Poll
Iedereen zou een basisinkomen moeten krijgen van €1000,- per maand dat je zelf kan aanvullen door te gaan werken
Eens
Oneens
Slide 18 - Poll
Eigen baas
Slide 19 - Tekstslide
Eigen baas: Ja of Nee?
Ja, ik wil graag voor mezelf werken
Nee, ik werk liever voor een baas
Nu nog niet, maar later wil ik eigen baas zijn
Slide 20 - Poll
manager slechte eigenschappen
Slide 21 - Woordweb
Goede eigenschappen manager
Slide 22 - Woordweb
Opdracht
Je schrijft vijf goede en vijf slechte eigenschappen van een baas op en je beschrijft waarom dit goede of slechte eigenschappen zijn.
Je bedenkt minstens zeven vragen die je aan een horecaondernemer kunt stellen. Je vindt een horecabaas in jouw omgeving en interviewt deze persoon. Je schrijft de antwoorden op en vervolgens jouw ideeën of je eigen baas zou willen zijn of niet.