Deze werkwoorden gebruik je in standaard combinaties.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Let op...
Je hebt natuurlijk verschillende kleuren ogen, dus bij "tiene los ojos ..." kun je daarna zelf de juiste kleur aangeven (wel in meervoud natuurlijk)
Slide 4 - Tekstslide
A. Beschrijf per persoon het uiterlijk TT
Beschrijf jezelf in het Spaans.
2 zinnen, eerste zin over character en tweede zin over uiterlijk
Vb. Yo soy interligente y social el pelo Yo tenfo el pelo largo y Negro.
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf iemand uit de klas
ZELFSTANDIG
Schrijf je naam boven aan het blaadje
Beschrijf de 2 personen die naast je zitten
Dit schrijf je op in minimaal 4 HELE zinnen
KLASSIKAAL
De docent leest 1 van de 2 beschrijvingen voor
De klas raad over wie het gaat
WEET JE HET??? GA DAN STAAN!!!
Slide 6 - Tekstslide
¿Quién es? KL
Je krijgt een envelopje van de docent.
Leg de kaarten met de afbeelding naar beneden op je tafel .
Persoon nummer 1 kiest een kaartje. LET OP, persoon nummer 2 mag het kaartje niet zien.
Persoon nummer 1 (met kaartje) moet vertellen in het Spaans hoe de persoon op het kaartje er uit ziet. Persoon nummer 2 (zonder kaartje) kan proberen te raden over wie het gaat.
Slide 7 - Tekstslide
Hoe beschrijf ik het karakter?
Gaat altijd samen met het werkwoord SER omdat het een vaste karaktereigenschap is.
VIDEO : Welke karakter eigenschap vertonen Mitchell y Camaron?
Schrijf dit op in je werkboekje
Slide 10 - Tekstslide
TT Ejercicio 1, 2, 3, 4.
Ejercicio 1, 2, 3, 4
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Pronunciación
V =b
LL = J
J =g
Ñ = nj
H = ...
CH= tsj
U = oe
VERDER ELKE LETTER IN HET SPAANS APART UITSPREKEN!!
la piel / la tienda / seis / siete / nueve
Slide 13 - Tekstslide
Pronunciación (klank)
Wanneer nou welke klank?
c + -e of -i → Engelse ‘th’ (anders gewoon ‘k’)
g + -e of -i → ‘groot’ (anders ‘goal’ )
gui / gue → gui / gue (‘u’ niet uitspreken)
qui / que → qui / que (‘u’ niet uitspreken)
→ cocinar / cocina
Slide 14 - Tekstslide
Pronunciación (klemtoon)
1. Accent?
→ klemtoon op die lettergreep (te-lé-fo-no)
2. Eindigt het woord op een klinker, n, of s?
→ klemtoon op voorlaatste lettergreep (Es - pa - ña)
3. Eindigt het woord op overige medeklinkers
→ klemtoon op laatste lettergreep (E – cua - dor)
Slide 15 - Tekstslide
F.
TT Beschrijf het karakter en geeft de vertaling van de karaktereigenschap.
--> 1 ZIN PER PERSOON, MEER MAG ALTIJD!
vb. Phill es gracioso
Claire is ...
Haley is...
Alex is ...
Luke is ...
Joey is ...
Jay is ...
Gloria is ...
Manny is ...
Joe is ...
Mitchell is ...
Cameron is ...
Lilly is ...
Schrijf dit op in je werkboekje
Slide 16 - Tekstslide
La tarea
Presenteren: digitaal 6 mensen presenteren (googleslide/ pp/ etc.) + uit hoofd 5 zinnen zeggen over 6 personen (dus totaal 30 zinnen).
Wie is wie boekje met mensen uit Spaanstalige wereld (sport/ entertainment/ kunst). 6 personen omschrijven in totaal 5 zinnen (dus totaal 30 zinnen). Binnen 1 thema blijven.
Filmpje (van je gezin/ op straat/ vrienden/ etc.). Minimaal 6 personen beschrijven in 5 zinnen per persoon (dus totaal 30 zinnen). Vorm zelf bedenken.
Inleverdatum: ______________________
Slide 17 - Tekstslide
De condities
Je werkt in tweetallen.
Je moet de opdracht met voldoende (5.5-10) hebben afgesloten om een VOLDAAN te kunnen krijgen.
Niet voldaan? Dan zal je nog een extra opdracht moeten maken.
Slide 18 - Tekstslide
Beoordeling
Zie hiernaast voor de beoordeling.
In totaal kun je dus 10 punten halen voor een 10.
Aan het einde zal er ook een diagnostische toets worden afgenomen om te kijken hoeveel je opgestoken hebt van deze taaltaak.