Regelmatige werkwoorden op -er: herhalen en oefenen

Werkwoorden op -er
herhalen en oefenen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden op -er
herhalen en oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke werkwoorden op -er ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Je bepaalt dus de stam en plaatst daar de volgende uitgangen achter:
Dit is ook te vinden bij bron C, hoofdstuk 2.

Slide 6 - Tekstslide

Neem eventueel je boek erbij blz 72

Zet in de goede vorm:
il (habiter) ____________
A
habite
B
habites
C
habitez
D
habitons

Slide 7 - Quizvraag

Neem eventueel je boek erbij blz 72

Welke vorm hoort er bij dit werkwoord:
tu (aimer) ____________
A
aime
B
aimes
C
aimons
D
aimez

Slide 8 - Quizvraag

Neem eventueel je boek erbij, blz 72

Welke vorm hoort er bij dit werkwoord:
mes parents (adorer) ____________
A
adore
B
adorons
C
adorez
D
adorent

Slide 9 - Quizvraag

Neem eventueel je boek erbij, blz 72

Welke vorm hoort er bij dit werkwoord:
le cuisinier (préparer) ____________
A
prépares
B
préparent
C
prépare
D
préparez

Slide 10 - Quizvraag

Doe je boek weg.
Zet in de goede vorm:
vous (arriver) ____________
A
arrive
B
arrives
C
arrivons
D
arrivez

Slide 11 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
ils (gagner) ____________
A
gagnes
B
gagnons
C
gagnent
D
gagnez

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
nous (trouver) ____________
A
trouvez
B
trouvons
C
trouves
D
trouvent

Slide 13 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
vous (rester) ____________
A
reste
B
restons
C
restes
D
restez

Slide 14 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
ma soeur (commander) ____________
A
commande
B
commandes
C
commendent
D
commandons

Slide 15 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Sophie (chercher) ____________
A
cherche
B
cherches
C
cherchent
D
cherchons

Slide 16 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Max et Luc (demander) ____________
A
demande
B
demandes
C
demandent
D
demandons

Slide 17 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
nous (rentrer) ____________
A
rentre
B
rentrons
C
rentrez
D
rentres

Slide 18 - Quizvraag

Écris une phrase en français
pour cette image.

Slide 19 - Open vraag

Écris une phrase en français
pour cette image.

Slide 20 - Open vraag

Écris une phrase en français
pour cette image.

Slide 21 - Open vraag