01_02_ser_herhaling_cijfers



¡bienvenidos!

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les



¡bienvenidos!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:

- je kent de getallen 0 t/m 20 in het Spaans

- je kunt een gesprekje voeren in het Spaans (uit je hoofd)

- je kent de persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans

- je kan het werkwoord 'zijn'(ser) vervoegen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn deze getallen in het Spaans:

19

4

0

15

10

20

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn deze getallen in het Spaans:

19 - diecinueve

4 - cuatro

0 - cero

15 - quince

10 - diez

20 - veinte

Slide 4 - Tekstslide


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas
persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij/zij/u


wij

jullie

zij (meervoud)

Slide 5 - Tekstslide


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
SER = ZIJN

soy

eres

es


somos

sois

son

Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord SER:


1. Ella

2. Tú

3. Maria

4. Nosotros

5. Yo


Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord SER:


1. Ella es

2. Tú eres

3. Maria es

4. Nosotros somos

5. Yo soy


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ESTAR = ZIJN

estoy

estás

está


estamos

estáis

están

Slide 10 - Tekstslide

hoe schrijf je het getal 15 in het Spaans?
A
cinco
B
zinko
C
quince
D
cince

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Jij bent een jongen.

Slide 12 - Open vraag

Noteer in het Spaans: Ik ben twintig jaar

Slide 13 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 14 - Quizvraag

hoe vertaal je 'zij' het Spaans als het gaat om een groep vrouwen?
A
ellos
B
ellas
C
vosotros
D
vosotras

Slide 15 - Quizvraag

Ser/estar.
Welk woord moet op de stippellijn:
Mi familia ............ bailando en la fiesta.
A
es
B
está
C
son
D
están

Slide 16 - Quizvraag

Ser/estar
Welk woord moet op de stippellijn:
¿Tú .............. el primo de Alex?
A
eres
B
estás
C
es
D
está

Slide 17 - Quizvraag

Ser/estar
Welk woord moet op de stippellijn:
Mi tía y yo .................... familia.
A
estoy
B
soy
C
estamos
D
somos

Slide 18 - Quizvraag

Ser/estar
Welk woord moet op de stippellijn:
¿Vosotros .........en casa o en la escuela?
A
somos
B
estamos
C
sois
D
estáis

Slide 19 - Quizvraag

Curso 3

Ejercicio de leer


Curso 4

Ejercicio de leer

Slide 20 - Tekstslide