H4 Heffingen en subsidies*

Welkom
5 Havo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
5 Havo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Wat gebeurd (in de grafiek) bij een vast bedrag aan indirecte belasting/subsidie bij de producent
  2. Wat gebeurd er (in de grafiek) bij een vast bedrag aan subsidie bij de consument / producent
  3. Gevolgen van de heffing voor de welvaart
  4. Berekenen van het afwentelingspercentage (effect vraagfunctie)






Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan de overheid de prijzen beïnvloeden?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Link

Belastingen en subsidies
Beïnvloeding van de markt kan door belastingen en subsidies
-Btw & Accijns
-Subsidies aan bedrijven of consumenten

Slide 5 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij het invoeren van een indirecte belasting? (accijns)
A
De aanbodlijn verschuift naar rechts
B
De aanbodlijn verschuift naar links
C
De vraaglijn verschuift naar rechts
D
De vraaglijn verschuift naar links

Slide 6 - Quizvraag

Belasting en subsidie
Indirecte belasting (accijns): 
Stijging in de kosten. Hierdoor neemt het aanbod af 
(aanbodlijn naar links).
Subsidie producent: 
Daling van de kosten. Hierdoor neemt het aanbod toe 
(aanbodlijn naar rechts).
Subsidie consument
Stijging van de vraag (vraaglijn gaat naar rechts)


Slide 7 - Tekstslide

Wie heeft er last van de invoering van een accijns?
A
Alleen de producent
B
Alleen de consument
C
De producent en de consument
D
Consument, producent en de belastingdienst

Slide 8 - Quizvraag

Wie heeft er last van invoering van een accijns / belastingheffing?
Producent: De kosten stijgen en er zullen minder producten worden afgenomen
Consument: Een gedeelte van de kosten wordt doorberekend in de vorm van een prijsverhoging
Consumenten en producentensurplus neemt hierdoor af.
De belastingdienst heeft wel opbrengsten, maar dit weegt niet op tegen de afname van het consumenten en producentensurplus. Dus is er een welvaartsverlies

Slide 9 - Tekstslide

Leveringsbereidheid
Producent 1 wil minimaal € 10
Producent 2 wil minimaal € 12,50
Producent 3 wil minimaal € 15
Producent 4 wil minimaal € 17,50
Producent 5 wil minimaal € 20

Slide 10 - Tekstslide

Leveringsbereidheid + heffing (accijns € 5,-)
Producent 1 vraagt € 15 om zijn minimale € 10 over te houden
Producent 2 vraagt € 17,50 om zijn minimale € 12,50 over te houden
enz...
De aanbodlijn stijgt dus met het bedrag van de accijns!

Slide 11 - Tekstslide

Aanpak met een aanbodvergelijking
De aanbodvergelijking is: Qa = 2,5p – 15
Er komt een heffing (accijns) van € 10
Bereken de nieuwe aanbodvergelijking

Stap 1: verwissel Q en P van plek in de functie, zodat je bij elke hoeveelheid de minimale prijs (leveringsbereidheid) weet.
Stap 2: tel de heffing op bij de prijs die de producent wil verdienen
Stap 3: wissel P en Q van plek om er weer een aanbodfunctie van te maken

Slide 12 - Tekstslide

De aanbodvergelijking is: Qa = 2,5p – 15
Er komt een heffing (accijns) van
€ 10. Bereken de nieuwe aanbodfunctie
timer
4:00

Slide 13 - Open vraag

Verschuiving aanbodlijn
De aanbodlijn schuift dus naar boven/links. En wel met het bedrag van de accijns.
Maar de marktprijs stijgt niet met dit bedrag. De reactie van de consumenten (prijselasticiteit) zal bepalen hoeveel de prijs omhoog gaat.


Slide 14 - Tekstslide

afwentelingspercentage

Het afwentelingspercentage geeft aan hoeveel procent van de heffing wordt afgewenteld op de consument.



Slide 15 - Tekstslide

Elastische vraag
Inelastische vrag
Qa= 2,5p – 15
Q’a = 2,5P – 40 (na de heffing)
timer
4:00

Slide 16 - Tekstslide

Vul hier de evenwichtsprijzen en het afwentelingspercentage in

Slide 17 - Open vraag

Wat verwacht je dat er zal gaan gebeuren bij de inelastische vraag
A
Het afwentelings% blijft gelijk
B
Het afwentelings% stijgt
C
Het afwentelings% daalt

Slide 18 - Quizvraag

Afwentelings %
Doordat de consumenten nauwelijks minder gaan kopen, stijgt de prijs flink. Maar nog steeds minder dan de heffing.
Alleen wanneer de vraag volkomen inelastisch is, zal de heffing volledig kunnen worden doorberekend in de prijs.

Slide 19 - Tekstslide

Berekening
Qa = 2,5 P – 15
Q’a = 2,5P – 40 
Qv = -2P + 120
Oude evenwichtsprijs = € 30
Nieuwe evenwichtsprijs = € 35,56
Van de € 10 wordt dus uiteindelijk € 5,56 door de consumenten betaald.
Een afwentelingspercentage van:
5,56 / 10 x 100 = 55,6%


Slide 20 - Tekstslide

Gevolgen van een heffing voor de welvaart

Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen van een heffing voor de welvaart
Waar zit het nieuwe:

-Consumentensurplus
-Producentensurplus
-Belastingopbrengst
-Welvaartsverlies

Slide 22 - Tekstslide

Gevolgen van de heffing voor de welvaart
c= consumentensurplus
O = Overheid
P = Producentensurplus
WV= welvaartsverlies

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Wat gebeurd (in de grafiek) bij een vast bedrag aan indirecte belasting/subsidie bij de producent
  2. Wat gebeurd er (in de grafiek) bij een vast bedrag aan subsidie bij de consument
  3. Berekenen van het afwentelingspercentage
  4. Gevolgen van de heffing voor de welvaart






Slide 24 - Tekstslide

Welke belasting is een indirecte belasting met een vaste prijs per eenheid? (Leerdoel 1)
A
BTW
B
Accijns
C
Inkomstenbelasting
D
Subsidie

Slide 25 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de producent een subsidie ontvangt? (leerdoel 2)
A
De aanbodlijn verschuift naar rechts
B
De aanbodlijn verschuift naar links
C
De vraaglijn verschuift naar rechts
D
De vraaglijn verschuift naar links

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de consument een subsidie ontvangt? (leerdoel 3)
A
De aanbodlijn verschuift naar rechts
B
De aanbodlijn verschuift naar links
C
De vraaglijn verschuift naar rechts
D
De vraaglijn verschuift naar links

Slide 27 - Quizvraag

Wat gebeurt er met het consumentensurplus en het producentensurplus (leerdoel 4)
A
Consumentensurpus - Producentensurplus +
B
Consumentensurplus - Producentensurplus -
C
Consumentensurplus + Producentensurplus +
D
Consumentensurplus en producentensurplus blijven gelijk

Slide 28 - Quizvraag

Hoe hoog is de subsidie?

Slide 29 - Tekstslide


A
0,10
B
0,25
C
0,50
D
0,75

Slide 30 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Welke indirecte belastingen gebruikt de overheid
  2. Wat gebeurd (in de grafiek) bij een vast bedrag aan indirecte belasting/subsidie bij de producent
  3. Wat gebeurd er (in de grafiek) bij een vast bedrag aan subsidie bij de consument
  4. Gevolgen van de heffing voor de welvaart

  1. Berekenen van de aanbodfunctie na belastingheffing
  2. Berekenen van de nieuwe evenwichtsprijs
  3. Berekenen van het afwentelingspercentage (effect vraagfunctie)
  4. Berekenen van de opbrengst van de overheid






Slide 31 - Tekstslide

Exit Ticket
De vraag naar en het aanbod van motorolie op een markt met volkomen concurrentie kan met de volgende functies worden voorgesteld:

Qv = -120P + 600                                                        Qv en Qa × 1 miljoen liter
Qa = 80P – 200                                                             P = de prijs in euro’s per liter
Omdat olie het milieu belast, besluit de overheid de producenten een milieuheffing op te leggen van € 1 per liter motorolie. Als gevolg van die heffing verandert de aanbodfunctie.
a. Hoe luidt de nieuwe aanbodfunctie na het opleggen van de milieuheffing?
b. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs na het opleggen van de milieuheffing.
c. Bereken het afwentelingspercentage.
d. Bereken de opbrengst van de milieuheffing voor de overheid.






timer
2:30

Slide 32 - Tekstslide

Hoe luidt de nieuwe aanbodfunctie na het opleggen van de milieuheffing?

Slide 33 - Open vraag

Exit Ticket
De vraag naar en het aanbod van motorolie op een markt met volkomen concurrentie kan met de volgende functies worden voorgesteld:

Qv = -120P + 600                                                        Qv en Qa × 1 miljoen liter
Qa = 80P – 200                                                             P = de prijs in euro’s per liter
Omdat olie het milieu belast, besluit de overheid de producenten een milieuheffing op te leggen van € 1 per liter motorolie. Als gevolg van die heffing verandert de aanbodfunctie.
a. Hoe luidt de nieuwe aanbodfunctie na het opleggen van de milieuheffing?
b. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs na het opleggen van de milieuheffing.
c. Bereken het afwentelingspercentage.
d. Bereken de opbrengst van de milieuheffing voor de overheid.






timer
2:00

Slide 34 - Tekstslide

Bereken de nieuwe evenwichtsprijs na het opleggen van de milieuheffing.

Slide 35 - Open vraag

Exit Ticket
De vraag naar en het aanbod van motorolie op een markt met volkomen concurrentie kan met de volgende functies worden voorgesteld:

Qv = -120P + 600                                                        Qv en Qa × 1 miljoen liter
Qa = 80P – 200                                                             P = de prijs in euro’s per liter
Omdat olie het milieu belast, besluit de overheid de producenten een milieuheffing op te leggen van € 1 per liter motorolie. Als gevolg van die heffing verandert de aanbodfunctie.
a. Hoe luidt de nieuwe aanbodfunctie na het opleggen van de milieuheffing?
b. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs na het opleggen van de milieuheffing.
c. Bereken het afwentelingspercentage.
d. Bereken de opbrengst van de milieuheffing voor de overheid.






timer
2:30

Slide 36 - Tekstslide

Bereken het afwentelingspercentage

Slide 37 - Open vraag

Exit Ticket
De vraag naar en het aanbod van motorolie op een markt met volkomen concurrentie kan met de volgende functies worden voorgesteld:

Qv = -120P + 600                                                        Qv en Qa × 1 miljoen liter
Qa = 80P – 200                                                             P = de prijs in euro’s per liter
Omdat olie het milieu belast, besluit de overheid de producenten een milieuheffing op te leggen van € 1 per liter motorolie. Als gevolg van die heffing verandert de aanbodfunctie.
a. Hoe luidt de nieuwe aanbodfunctie na het opleggen van de milieuheffing?
b. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs na het opleggen van de milieuheffing.
c. Bereken het afwentelingspercentage.
d. Bereken de opbrengst van de milieuheffing voor de overheid.






timer
2:00

Slide 38 - Tekstslide

Berken de opbrengst van de milieuheffing door de overheid

Slide 39 - Open vraag

Leerdoelen
  • Welke indirecte belastingen gebruikt de overheid
  • Wat gebeurd (in de grafiek) bij een vast bedrag aan indirecte belasting/subsidie bij de producent
  • Wat gebeurd er (in de grafiek) bij een vast bedrag aan subsidie
  • Gevolgen van de heffing voor de welvaart

  • Berekenen van de aanbodfunctie na belastingheffing
  • Berekenen van de nieuwe evenwichtsprijs
  • Berekenen van het afwentelingspercentage (effect vraagfunctie)
  • Berekenen van de opbrengst van de overheid






Slide 40 - Tekstslide

                 Aan de slag
                                      H4: Opdracht 4.6

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide