Skills 2.1 Bloeddruk

Bloeddruk
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Skills theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloeddruk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je:
  • uitleggen wat een bloeddruk is, 
  • de processen en begrippen die hierbij een rol spelen       benoemen,
  • de normaalwaarde en afwijkende bloeddruk bespreken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de slagaderwanden.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe wordt bloeddruk gemeten?
Bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter, waarbij twee waarden worden vastgesteld: 
  • de systolische druk en 
  • de diastolische druk.

Slide 4 - Tekstslide

Systolische druk en diastolische druk
Bovendruk (systolische druk): 
het bloed wordt in de slagader gepompt, het hart bevindt zich in samentrekkingsfase.

Onderdruk (diastolische druk): 
het hart bevindt zich in ontspanningsfase

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om de bloeddruk te kunnen meten?
Bloeddrukmeter
(Stethoscoop)

Slide 6 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens het bloeddrukmeten?
1:  de bloeddrukband drukt het bloedvat 
     helemaal dicht                                                
2: het bloedvat heeft net genoeg kracht 
om door  de  band heen te gaan.            
        Je hoort de eerste slag.                               
                   Je meet nu de SYSTOLE.                                  
3: het bloed kan weer "normaal" door het
het bloedvat stromen.                                   
Je hoort de laatste slag.                                
Je meet nu de DIASTOLE.                              

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

De juiste plaats van de bloeddrukband
Altijd meten aan dezelfde arm

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer niet meten?

  • Een gewonde arm of een verlamde arm
  • Een arm met oedeem
  • Een arm waarin een shunt aanwezig is
  • Een arm aan de zijde waar de lymfklieren zijn verwijderd
  • Een arm met een infuus of waaknaald
  • Een arm waarin een sensor zit bij een Diabetes patient



Slide 11 - Tekstslide

Normaalwaarde
De normaalwaarde van de bloeddruk is ongeveer 120/80 mmHg.

Slide 12 - Tekstslide

Afwijkende bloeddruk
Een afwijkende bloeddruk kan:
  •  te hoog (hypertensie) zijn <140/95 zijn
        
         of

  • te laag (hypotensie) zijn <100/60 zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen van een te hoge bloeddruk
Een te hoge bloeddruk kan leiden tot hart- en vaatziekten, zoals een beroerte of hartfalen.

Slide 14 - Tekstslide

Samenhang met cardiovasculaire aandoeningen
Hoge bloeddruk is een risicofactor voor het ontwikkelen van cardiovasculaire aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten.

Slide 15 - Tekstslide

Quiz
Test je kennis over bloeddruk met deze quiz. 

Slide 16 - Tekstslide

Hypertensie
Hypotensie
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is hypertensie?
A
Een ontsteking van de bloedvaten
B
Een normale bloeddruk
C
Een hoge bloeddruk
D
Een lage bloeddruk

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de diastolische druk?
A
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart
B
De druk op de vaatwanden na het sporten
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart
D
De druk op de vaatwanden bij uitademing

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de systolische druk?
A
De druk op de vaatwanden na het eten
B
De druk op de vaatwanden bij inademing
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart
D
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart

Slide 20 - Quizvraag

Wat is bloeddruk?
A
De kracht waarmee het bloed tegen de vaatwanden drukt
B
De snelheid waarmee het bloed stroomt
C
De hoeveelheid bloed in het lichaam
D
De temperatuur van het bloed

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent CVRM?
A
Cardiovasculair risicomanagement
B
Chronische vaat- en hartziekten
C
Circulair vasculair risicomodel
D
Centrum voor Risicovolle Medische behandelingen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is hypotensie?
A
Hoge bloeddruk, waarbij de druk in de bloedvaten te hoog is.
B
Verhoogde hartslagfrequentie.
C
Lage bloeddruk, waarbij de druk in de bloedvaten te laag is.
D
Verminderde bloedstroom naar organen.

Slide 23 - Quizvraag

De hartslag

Slide 24 - Tekstslide

Waar kun je de hartslag voelen?
Aan de slagader:
  • bij de slaap
  • in de hals
  • in de elleboogplooi
  • aan de pols
  • in de lies
  • in de knieholte
  • aan de enkel 
  • op de voet 

Slide 25 - Tekstslide

Wat kun je meten aan de hartslag?
  • De frequentie van de slagen: wat is het aantal slagen per     minuut?
  • De regelmaat van de slagen: is de pols regelmatig of niet ? 
  • De gelijkmatigheid van de slagen: zijn de slagen gelijk gevuld?
  • De kracht van de slagen: is de slag al of niet heftig?

Slide 26 - Tekstslide


De hartslag kan gemakkelijk
    gemeten worden door de kloppingen te
    tellen van een bloedvat in de pols vlak
    onder de duim. Dit wordt de polsslag genoemd.
   

Slide 27 - Tekstslide

Waar wordt 'pols tellen' vaak voor gebruikt?
A
Om de bloeddruk te meten
B
Om de tijd te bepalen
C
Om de hartslag te meten
D
Om de polsmaat op te nemen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een andere benaming voor 'pols tellen'?
A
Klokken
B
Slaan
C
Pulseren
D
Tikken

Slide 29 - Quizvraag

Wat deed jou hartslag tijdens deze les?
Omhoog, ik vond het interessant
Omlaag, ik vond het saai
Gelijk, niet saai of intressant

Slide 30 - Poll