Talent H3 herhaling

HERHALING
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HERHALING

Slide 1 - Tekstslide

3.3 Lezen
-Meningen en argumenten herkennen
-signaalwoorden reden
-weet wat een betoog is
-signaalwoorden die een conclusie aangeven
-hoe je een hoofdgedachte kan vinden

Slide 2 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
MAAR
A
Voorbeeld
B
Opsommend
C
Tegenstellend

Slide 4 - Quizvraag

Ze wil gaan winkelen, omdat ze nieuwe kleren nodig heeft.
Welk tekstverband geeft het woord 'omdat' aan:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden
D
Conclusie

Slide 5 - Quizvraag

Ik moet vandaag nog een hoop werk doen. Ten eerste moet ik mijn kamer opruimen. Ten tweede moet ik het gras maaien. Daarna moet ik boodschappen gaan doen voor het weekend.
Welk tekstverband geven de signaalwoorden: 'ten eerste, ten tweede, daarna' aan:
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-volg
D
Opsomming

Slide 6 - Quizvraag

3.5 woorden
25 nieuwe woorden blz. 210
weet wat een afleiding is

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Door een achtervoegsel verandert een woord
Ierland- De Ierse bedrijven
Spanje- Het verlaten Spaanse restaurant

Slide 9 - Tekstslide

3.7 Grammatica
Het meewerkend voorwerp
1. pv
2.ond
3.wg
4.lv
5.mw

Slide 10 - Tekstslide

Welke 3 manieren kun je gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 11 - Open vraag

Wij hebben de strenge leraar een vraag gesteld.

Het meewerkend voorwerp in deze zin is?
A
wij
B
er staat geen meewerkend voorwerp in deze zin
C
een vraag
D
de strenge leraar

Slide 12 - Quizvraag

Heb je hem die leugen verteld?

HEM =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Alle jurken hangen netjes aan de kledinghangers in het rek.

Het meewerkend voorwerp in deze zin is?
A
geen meewerkend voorwerp
B
alle jurken
C
aan kledinghangers
D
aan kledinghangers in het rek

Slide 14 - Quizvraag

Spelling 3.8

Slide 15 - Tekstslide

splitsbare werkwoord
Splitsbare werkwoorden of scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan. In sommige zinnen worden ze als één woord geschreven, in andere zinnen lijken het twee aparte woorden. Toch horen beide delen bij het werkwoord.
Voorbeeld: 
Zij moet dit nog vastmaken.    - Zij maakt dit vast.
Je moet je niet zo aanstellen.  - Stel je niet zo aan.

Slide 16 - Tekstslide

Lopen, nakijken, gapen, skateboarden en invullen zijn voorbeelden van:
A
bijvoeglijke naamwoorden
B
werkwoorden
C
zelfstandige naamwoorden

Slide 17 - Quizvraag

Maken 
Versterk jezelf van H3. Je begint eerst met alle onderdelen van grammatica op Talent. Ben je daarmee klaar dan ga je woorden maken. Morgen gaan we oefenen met het onderdeel lezen als voorbereiding van het proefwerk.

Slide 18 - Tekstslide