productieketen en voorraden

3.1 Productieketen
  1. Producent =  Iemand die producten maakt of voortbrengt
  2. Afnemer = Iemand die een product koopt van een andere schakel in de productieketen
  3. Consument = Iemand die iets koopt of verbruikt

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
voeding en gezondheidMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.1 Productieketen
  1. Producent =  Iemand die producten maakt of voortbrengt
  2. Afnemer = Iemand die een product koopt van een andere schakel in de productieketen
  3. Consument = Iemand die iets koopt of verbruikt

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je kunt de schakels van verschillende productieketens laten zien.

Je kunt voorbeelden geven van de functie van deze schakels.         

                                      
                            

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productieketen van thee

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

productieketen chocolade 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

noem voorbeelden van producenten in de productie ketens?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

groothandel
detailhandel

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groothandel- Detailhandel
Een groothandel koopt goederen in grote aantallen direct van de fabriek. Een groothandelaar handelt in het groot.

De detailhandel koopt de goederen bij de producent of bij de groothandel. De detailhandel bestaat uit winkels in een winkelstraat. Een detailhandelaar handelt in kleine aantallen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloemenveiling

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde van de productieketen?
A
fokkerij, detailhandel, slachterij, groothandel
B
fokkerij, vermeerderingsbedrijf, slachterij, consument
C
groothandel, slachterij, detailhandel, consument
D
fokkerij, slachterij, groothandel, detailhandel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de productieketen eruit van appelsap?
A
Appels schillen, appels raspen/persen, etiketten maken , flessen vullen
B
Appels raspen/persen, flessen vullen, wassen
C
Etiketten plakken, wassen, schillen, persen, vullen
D
Appels schillen, etiketten maken, appels raspen, flessen vullen,

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een boer die aardappelen teelt is een consument
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent inkoopcombinatie?
A
één onderneming uit dezelfde branche die goederen inkoopt
B
Een aantal ondernemingen uit verschillende branches kopen hun goederen gezamenlijk in
C
Een aantal ondernemingen uit dezelfde branche kopen hun goederen gezamenlijk in
D
Een aantal ondernemingen uit dezelfde branche kopen hun goederen apart in

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang is een ei houdbaar in de koelkast
A
1 week
B
2 weken
C
3 weken
D
4 weken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak de opdrachten, test jezelf en de blauwe woorden van 3.1

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Voorraden
= De producten die direct beschikbaar zijn voor de verkoop

Om bij te houden hoeveel er van alles op voorraad is, gebruik je een voorraadbeheersysteem = Een digitaal overzicht waarmee je gemakkelijk kunt zien hoeveel voorraad er is 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorraden
Soms raken producten kwijt, gaan ze kapot of zijn ze bedorven.

Het product is dan dus niet verkocht, maar moet wel uit de voorraad gehaald worden.

Dit noemen we Manco's

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buffervoorraad
Een winkel heeft altijd twee voorraden:
  1. Eén in de winkel
  2. Eén in het magazijn

In het magazijn staat de Buffervoorraad = reservevoorraad, producten die veel verkocht worden, maar waarvoor in de winkel geen ruimte meer is.

Vb. als een product veel verkocht wordt, maar er in de winkel geen plek meer voor is. 
Gaat deze voorraad verloren door bv bederf dan heet dat derving

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorraad kost geld -> 3 R's
  1. Ruimte = Voorraad neemt ruimte in, die ruimte kost geld
  2. Rente = Vaak wordt geld geleend, over dat geleende geld wordt rente betaald
  3. Risico  = Als producten niet snel genoeg verkocht worden, kunnen ze bederven of uit de mode raken. Ander risico is brand of diefstal.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestellen
Als je producten bijna op zijn en de minimumvoorraad is bereikt, dan ga je weer nieuwe bestellen. Je vult dan aan tot de maximumvoorraad

Dat is het meest efficiënt. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestellen
Bestellen doe je in een bestelformulier = Een formulier waarop je aangeeft wat je wil bestellen.

Dit noemen we ook wel een orderformulier

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om grondstoffen, producten en halffabricaten goed te bewaren, zijn er deze 4 regels:


etiketteren
verpakken
gescheiden opslaan
Fifo

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Logistiek: zorgen dat het op de juiste plek komt: vervoer, opslag en doorsturen    

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestelformulier/ orderformulier

Op een bestelformulier staat:
  • Naam en adres klant
  • Besteldatum
  • Afleveradres
  • Gewenste aflevertijd
  • Ordernummer
  • Orderregels

Slide 26 - Tekstslide

Orderregels:
  • productnaam
  • product nummer
  • aantal
  • besteleenheid
  • eventueel de conditie (gekoeld)
Documenten bij een bestelling
  • Vrachtbrief  = Brief van de vervoerder waarmee je het geleverde aantal producten kunt controleren

  • Pakbon = Lijst met producten die bij een bestelling zitten

  • Laadlijst  = Overzicht met adressen in handige volgorde, zodat de vervoerder weet waar hij moet lossen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestelling volgen

Na de bestelling wil je natuurlijk graag weten wanneer je bestelling aankomt en waar hij is. Dat kan door middel van een Track & Trace = Met deze link kan de klant zijn bestelling volgen en zien wanneer deze geleverd gaat worden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pickorder/ Pick opdracht
= Aan de hand van een lijst de bestelde producten ophalen uit het magazijn

Nadat de bestelling geplaatst is moeten alle producten verzameld en verpakt worden voor verzending

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binnengekomen bestelling controleren

  • Goede producten geleverd?
  • Klopt het aantal producten?
  • Beschadiging verpakking
  • Beschadiging producten
  • Kwaliteit producten
  • Temperatuur producten
  • Houdbaarheid 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies