Les 58: tekstverbanden tijd, opsomming en tegenstelling

Tekstverbanden 
Pak les 58 (tekstverbanden) van je boek voor (blz. 120)
Bekijk daarna dit filmpje

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden 
Pak les 58 (tekstverbanden) van je boek voor (blz. 120)
Bekijk daarna dit filmpje

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverband: tijd 
Het tekstverband tijd geeft de volgorde aan waarin iets gebeurt

Voorbeeld van signaalwoorden die bij tijd horen: voordat, eerst, vervolgens, dadelijk, toen 

Eerst liep ik naar buiten en toen pakte ik mijn fiets.


Slide 2 - Tekstslide

Tekstverband: opsomming
Een opsomming noemt verschillende dingen op die bij elkaar horen. 

Voorbeeld van signaalwoorden die bij 'opsomming' horen:
ten eerste, ten tweede, ook, en, bovendien 

Ik hou niet van groente. Courgette vind ik vies en wortel. Ook vind ik aubergine smerig.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverband: tegenstelling
Een tegenstelling geeft het tegenovergestelde aan van wat eerder is gezegd. 

Voorbeeld van signaalwoorden die bij 'tegenstelling' horen:
maar, toch, echter, hoewel, desondanks, aan de ene kant...aan de andere kant

Ik ben blij dat we weer naar school mogen, maar ik vond het vele thuis zijn ook fijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Ik vind het goed dat wij anderhalve meter afstand van elkaar houden in deze tijd, toch vind ik het moeilijk om niet met mijn oma te kunnen knuffelen.

Welk tekstverband?
Welk signaalwoord?

Slide 5 - Open vraag

School op afstand heeft voor mij best wel nadelen. Ten eerste zie ik mijn leerlingen niet meer, ten tweede mis ik mijn collega's en ik vind het lastig om iedereen goed te kunnen helpen op afstand.
Welk tekstverband?
Welk signaalwoord?

Slide 6 - Open vraag

'Maar' is een signaalwoord bij
A
tegenstelling
B
opsomming
C
tijd

Slide 7 - Quizvraag

Nederlands hamsteren wc-papier, macaroni, koffie en thee.
Waar hoort het signaalwoord 'en' bij?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
tijd

Slide 8 - Quizvraag

Bedenk een zin waarin het tekstverband 'tijd' duidelijk wordt. Gebruik passende signaalwoorden

Slide 9 - Open vraag

Huiswerk
Les 58 vraag 1 en 2 maken

Slide 10 - Tekstslide