Les 2 rvw en start decor

Redenen van wetenschap en decor
Q1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Redenen van wetenschap en decor
Q1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over de redenen van wetenschap?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
  • Omdat je het proces-verbaal achteraf schrijft, schrijf je dit zoveel mogelijk in de verleden tijd.
  • De verleden tijd komt dus het meest voor in een proces-verbaal.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
(o.t.t.)
Ik werk, ik parkeer, ik fiets, ik schrik, ik hoor
Onvoltooid verleden tijd
(o.v.t.)
Ik werkte, ik parkeerde, ik fietste, ik schrok, ik hoorde
Voltooid tegenwoordige tijd
(v.t.t.)

Ik heb gewerkt, ik heb geparkeerd, ik heb gefietst, ik ben geschrokken, ik heb gehoord
Voltooid verleden tijd
(v.v.t.)

Ik had gewerkt, ik had geparkeerd, ik had gefietst, ik was geschrokken. Ik had gehoord

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
1. Bij de beschrijving van het vaste decor.
2. Bij de beschrijving van een vermoeden.
 Ik zag dat mijn fiets weg was. Ik vermoed dat iemand mijn fiets heeft weggenomen.
3. Bij bestanddelen zoals: Hierbij doe ik aangifte...

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid tegenwoordige tijd
  • Bij opening en afsluiting van het verhaal:
  • begin: voltooid tegenwoordige tijd;
  • beschrijving: verleden tijd;
  • eind: voltooid tegenwoordige tijd.
  • Ik heb nog in de omgeving naar mijn fiets gezocht. (v.t.t.)
  • Na de mishandeling heb ik mijn moeder gebeld. (v.t.t.)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid verleden tijd
  • Bij de verklaring van een getuige:
  • Ik hoorde dat de getuige zei dat hij had gezien dat een jongen een steen door de ruit gooide.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  • Verleden tijd: de chronologische beschrijving.
  • Tegenwoordige tijd: vast decor en bij ‘ik vermoed/ik denk’.
  • Voltooid tegenwoordige tijd: aan het einde van de beschrijving.
  • Voltooid verleden tijd: bij de verklaring van een getuige in de aangifte.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: beschrijf met rvw
Op dinsdag 5/11/'24 om 07:30 zat ik koffie te drinken op de bank in mijn woning. Er werd gejoeld en geschreeuwd buiten.

Ik stond op en liep naar het keukenraam. De buurjongen stond op het trottoir voor mijn keukenraam en maakte handgebaren. Hij droeg een blauw trainingspak met een witte streep op de zijkant.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf met rvw
  • Wissel je tekst uit met de persoon naast je.
  • Kijk goed naar elkaars tekst.
  • Kloppen de rvw?
  • Let bijvoorbeeld op de plaats van het tijdstip.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord: beschrijf met rvw
Op dinsdag 5 november 2024 omstreeks 07.30 uur zat ik koffie te drinken op de bank in mijn woning. Ik hoorde dat er iemand joelde en schreeuwde buiten.

Ik stond op en liep naar het keukenraam. Ik zag dat de buurjongen op het trottoir voor mijn keukenraam stond en dat hij handgebaren maakte. Ik zag dat hij een blauw trainingspak met een witte streep op de zijkant droeg.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog vragen over de rvw?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Decor

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de zeven gouden W's?

Slide 14 - Woordweb

Wie, wat, waar, wanneer, waarom, welke wijze (hoe), waarmee
Decor
  • Waar en op welke wijze (hoe) heb je nodig bij het beschrijven van het decor.
  • Waar: straatnaam, perceelnummer, gemeente, locatie.
  • Geeft lezer beeld van de plek waar het strafbare feit is gepleegd.
  • Welke wijze (hoe): vast (kaal) decor/ variabel (veranderlijk) decor.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decor
  • Elk onderdeel van het plaats delict dat relevant is voor het pv en daarom benoemd wordt, moet in het decor beschreven worden.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decor
  • Log in op ItsLearning.
  • Open de pagina decorbeschrijving.
  • Je hebt de informatie van deze pagina nodig om de vragen te beantwoorden.
  • Beantwoord de vragen zoveel mogelijk in je eigen woorden.

In de reader pv bevindingen vind je ook informatie over het beschrijven van het decor. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet je een decor omschrijven?

Slide 18 - Open vraag

1. Het OM en de rechter zijn niet op de plaats van het delict geweest, maar moeten zich wel een beeld vormen.
Waarom de decoromschrijving?
  • Ook voor camerabeelden.
  • Daderwetenschappen.

Slide 19 - Tekstslide

Camerabeelden moeten kunnen worden opgevraagd. Het is dus belangrijk om te weten waar iets zich precies heeft afgespeeld, zodat daar de camerabeelden van kunnen worden opgevraagd.

Daderwetenschappen: een specifiek kenmerk, zoals een roze tuinkabouter, is een daderwetenschap. Belangrijk dus om het decor goed te omschrijven.
Waar gebruik je een vast/ kaal decor voor? En waar gebruik je een variabel/ veranderlijk decor voor?

Slide 20 - Open vraag

2. Er is een vast/ kaal decor voor onbeweegbare objecten.
Er is een variabel/ veranderlijk decor voor beweegbare objecten.
Vanuit welk punt is het handig om het decor te beschrijven?

Slide 21 - Open vraag

3. Schrijf vanaf een vast punt, deuren zijn hier erg handig voor.

Welke woorden kun je het beste gebruiken als je objecten omschrijft? En waarom is dat zo?

Slide 22 - Open vraag

4. bevinden zich en zijn. Objecten zijn geen mensen en ze gedragen zich dus ook niet zo.
Wat gebruik je niet in het vaste decor?

Slide 23 - Open vraag

5. personen en persoonlijk voornaamwoorden, zoals ik / je / men / u / rug / gezicht, - (verkapte) redenen van wetenschap, zoals zie / gezien / lopen / kijkend.

In welke tijd schrijf je het vaste decor?

Slide 24 - Open vraag

6. Schrijf in de tegenwoordige tijd: Achter de voordeur bevindt zich een rechthoekige gang.

Voorbeeld
Perceel Mendelssohnlaan 15 betreft een filiaal van Albert Heijn. Voor de winkel bevindt zich een trottoir van ongeveer twee meter breed. Gezien vanaf de ingang van de Albert Heijn zijn er rechts twee pinautomaten. Op het trottoir, twee meter voor de rechter pinautomaat, staat een verkeersbord. Het trottoir grenst aan een doorgaande weg.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebruik je om het variabel decor te omschrijven?

Slide 26 - Open vraag

7. Gebruik je waarnemingen.

In welke tijd schrijf je het variabel decor?

Slide 27 - Open vraag

8. Schrijf in de onvoltooid verleden tijd.
– Ik zag dat de eettafel zich in de verste rechterhoek van de woonkamer bevond.
Voorbeeld
Naast het verkeersbord stonden diverse fietsen. Ik zette mijn fiets, gezien vanaf de ingang van de Albert Heijn, aan de rechterkant van het verkeersbord. Ik zag dat er zich aan de linkerzijde van mijn fiets vijf andere fietsen bevonden. Ik zag dat er aan de rechterzijde van mijn fiets een geparkeerde auto stond.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van links en rechts
  • Kies altijd een referentiepunt en beschrijf vanaf dit punt.
  • Gezien vanaf de ingang van de Albert Heijn….
  • Wat is links? Wat is rechts?


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verplaats je in de lezer
Gezien vanaf de ingang van de Albert Heijn..
1. ….(plaatste ik mijn fiets in het linker fietsenrek.) – logisch dat je naar buiten kijkt.
2. ….(bevindt de servicebalie zich aan de linkerzijde.) – logisch dat je naar binnen kijkt.




Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op:
  • Vermelden afstand: bij het beschrijven van de afstand kun je om duidelijk te zijn beter de volgende woorden gebruiken: 
  • de afstand tussen ……. en ………is zeven meter.





Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht in tweetallen:
  • Ga richting parkeerplaats
  • Kies een geparkeerde auto
  • Beschrijf eerst het decor
  • Wissel je tekst uit en zoek de auto op aan de hand van het beschreven decor

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben jullie vragen over het decor of over een ander onderwerp?
Zijn er nog onduidelijkheden?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies