SE 4 VMBO 4 herhaling & oefening

Welkom examenklassen
SE 4: herhaling & oefening
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom examenklassen
SE 4: herhaling & oefening

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet ik o.a. kunnen voor SE 4 / het eindexamen? Kies de juiste antwoorden.
A
Een zakelijke e-mail schrijven
B
Vragen bij een examentekst beantwoorden
C
De woordjes van Kern invullen in een zin
D
Signaalwoorden en tekstverbanden herkennen en benoemen

Slide 2 - Quizvraag

In de vorige vraag stond "o.a."
Wat betekent dit?
A
onzin allemaal
B
oooohhh... alles?
C
onder andere
D
ontzettend aardig

Slide 3 - Quizvraag

Voor een schrijfopdracht krijg ik punten:
A
Voor de inhoud
B
Voor de vorm (conventies)
C
Voor de taalverzorging
D
Voor alles genoemd bij A, B en C

Slide 4 - Quizvraag

Conventies zakelijke e-mail

Slide 5 - Woordweb

Wat bedoelen we met "taalverzorging"?
A
Een net handschrift
B
(ww)spelling, zinsbouw, woordkeuze, interpunctie en hoofdletters
C
Moeilijke woorden gebruiken
D
examenbegrippen gebruiken

Slide 6 - Quizvraag

Wat bedoelen we met "examenbegrippen"?
A
Moeilijke, Nederlandse woorden
B
Woorden die je op moet zoeken in een woordenboek
C
Woorden die in veel examens staan in de vraagstelling
D
De kernwoorden van een examentekst

Slide 7 - Quizvraag

verschil maken tussen
bewering
Letterlijk overnemen
De reden om ergens over te schrijven
citeren
onderscheiden
stelling
aanleiding

Slide 8 - Sleepvraag

Maak een goedlopende zin met het woord "constateren". De betekenis moet duidelijk worden door de zin die je maakt.

Slide 9 - Open vraag

Een leerling maakt deze zin met "constateren":
'Op school moet ik veel constateren'. Waarom zou dit geen goed antwoord zijn op de toets?

Slide 10 - Open vraag

Meryem schrijft een (klachten)e-mail aan de klantenservice van de A.H. Wat moet haar aanhef zijn?
A
Hallo A.H.,
B
Beste mensen van de A.H.,
C
Geachte heer A.H.,
D
Geachte heer, mevrouw,

Slide 11 - Quizvraag

Meryem schrijft een (klachten)e-mail aan de klantenservice van de A.H. Wat is een goede eerste zin?
A
Ik ben Meryem Aydogdu en ik ben boos op jullie caissières.
B
Mijn naam is Aydogdu en ik mail jullie met een klacht.
C
Mijn naam is Aydogdu en ik hou van voetbal.
D
Mijn naam is Aydogdu en ik mail u, omdat ik een klacht heb.

Slide 12 - Quizvraag

Meryem schrijft een (klachten)e-mail aan de klantenservice van de A.H. Wat moet haar afsluiting zijn?
A
Met vriendelijke groet, Meryem Aydogdu
B
Met vriendelijke kus, Meryem Aydogdu
C
Groetjes en bel me, Meryem Aydogdu
D
Ik wil een snelle reactie. Mazzel, Meryem Aydogdu

Slide 13 - Quizvraag

Hoe verwoordt Meryem haar klacht het beste?
A
Die caissière kan niet tellen want ik kreeg 10 euro te weinig terug.
B
Graag zou ik 10 euro ontvangen want de caissière had me niet genoeg teruggegeven.
C
Ontsla die &*%#@$ want zij kan niets en ik wil mijn geld
D
Laatst heb ik 10 euro te weinig teruggekregen van uw caissière. Graag zou ik dat geld alsnog krijgen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in deze zin: "Maar zo ... ik dat niet ...!"
A
heb, bedoelt
B
hebt, bedoeld
C
heb, bedoeld
D
hebt, bedoelt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord in deze zin: "Gisteren ... hij zich te laat bij Marin."
A
meldt
B
meld
C
melde
D
meldde

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord in deze zin: "...... jij niet helemaal gek van haar?"
A
word
B
wordt
C
wort
D
woord

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in deze zin: "Mijn familie .... nog niet .... op mijn voorstel.
A
hebt, gereageerd
B
heeft, gereageert
C
heeft, gereageerd
D
hebben, gereageerd

Slide 18 - Quizvraag

Bestudeer dit vakje "belangrijk" 

Slide 19 - Tekstslide

Waar of niet waar? Het onderwerp vind je vaak in de titel.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Waar of niet waar? Bij een nieuw deelonderwerp begint er vaak een nieuwe alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Waar of niet waar? De hoofdgedachte vind je vaak in de titel of zie je aan het plaatje bij de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Welk tekstverband herken je?
"Adam weet alles over Messi maar niets over breien."

Slide 24 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?
"Ilseris krijgt een cadeau als ze dit jaar slaagt."

Slide 25 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?
Abdullah had een lekke band, waardoor hij te laat kwam voor de training.

Slide 26 - Open vraag

Welk tekstverband herken je?
Richard kan goed boksen, ook voetballen en daarnaast heeft hij een zwarte band in karate.

Slide 27 - Open vraag

Opsomming
doel-middel
voorbeeld
toelichting
zowel....... als
met behulp van 
zoals
dat wil zeggen

Slide 28 - Sleepvraag


Wat is het doel van de schrijver van dit nieuwsbericht?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
tot handelen aansporen

Slide 29 - Quizvraag


Wat is vaak het doel van dit soort teksten?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
tot handelen aansporen

Slide 30 - Quizvraag

Waarom blijven mensen vuurwerk afsteken? Zijn er nog niet genoeg verwondingen aan ogen en handen? Ik vind dat vuurwerk in alle vormen verboden moet worden. Ik geef nu enkele redenen waarom mensen geen vuurwerk meer moeten afsteken. Ten eerste …….

Wat is het belangrijkste doel van deze schrijver?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
tot handelen aansporen

Slide 31 - Quizvraag

SE 4 wordt voor mij:
A
een groot succes met een dikke voldoende
B
een drama, als ik niet snel aan de slag ga
C
hopelijk een voldoende
D
een dag waarop ik me ziekmeld

Slide 32 - Quizvraag

Als ik nog vragen heb, dan:
A
stel ik die aan de docent
B
vraag ik een klasgenoot om hulp
C
bestudeer ik mijn boek nog eens goed

Slide 33 - Quizvraag

Heel veel succes!

Slide 34 - Tekstslide