Repaso unidad 1 Mi Familia y yo

¡Bienvenidos! 

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos! 

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?

- Repasar el contenido de Unidad 1



Slide 2 - Tekstslide

Hoe vraag je in het Spaans:
Hoe gaat het met je?
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Cómo estás?
C
¿Qué hora es?
D
¿De dónde eres?

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vraag je in het Spaans:
Hoe heet jij?

Slide 4 - Open vraag

Vertel in het Spaans hoe je heet:
'ik heet...'

Slide 5 - Open vraag

¿Qué significa el verbo SER?
Wat betekent het werkwoord SER?
A
Zijn
B
Heten
C
Hebben
D
Gaan

Slide 6 - Quizvraag

terugblik werkwoord 
ser = zijn

Slide 7 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Yo (ser) ____ estudiante.
(ik ben student)
A
Eres
B
Somos
C
Soy
D
Es

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Nosotros (ser) _______ holandeses.
(Wij zijn Nederlands)
A
Sois
B
Es
C
Son
D
Somos

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Anabel y Rosa (ser) ____ amigas.
(Anabel en Rosa zijn vriendinnen)
A
Son
B
Somos
C
Sois
D
Eres

Slide 10 - Quizvraag

¿Qué significa el verbo TENER?
Wat betekent het werkwoord TENER?

Slide 11 - Open vraag

Tener = hebben
Yo tengo
tienes
Él/ella/usted tiene
Nosotros tenemos
Vosotros tenéis
Ellos/ellas tienen

Slide 12 - Tekstslide

Zet de juiste vorm bij de persoonsvorm van 'tener'
yo
él
nosotros
vosotros
ellos
tienes
tenemos
tengo
tienen
tiene
tenéis

Slide 13 - Sleepvraag

Ser
Tener
Yo soy
Tú tienes
Nosotros somos
Ellas tienen
Usted es
Vosotros tenéis

Slide 14 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord:
Yo (ser) ______ de Holanda.

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Tú (tener) ______ un libro.

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Ella (tener) ______ un perro (hond).

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord:
Nosotros (ser) _____ estudiantes.

Slide 18 - Open vraag

Pronunciación
V spreek je uit als B
J spreek je uit als G
LL spreek je uit als J
G spreek je uit als 'g' in GOOD
C vóór A, U of O speek je uit als K
C vóór E of I spreek je uit als S
H spreek je NIET uit

Slide 19 - Tekstslide

¡A hablar!
Vicente vive con Valerie en Valladolid
Tu hermano se llama Javier
Me gusta tocar la guitarra
Julia y Jaime están en Japón
El centro de la ciudad es hermoso
¿Puedo ir al baño?
Mis padres tienen sesenta años

Slide 20 - Tekstslide

19
4
15
2
12
Quince
Dos
Diecinueve
Cuatro
Doce

Slide 21 - Sleepvraag

Zet de nummers op volgorde van klein naar groot
ocho
once
quince
trece
cuatro
nueve
veinte
dieciocho

Slide 22 - Sleepvraag

¿Quántos años tienes?
(hoe oud ben je?)
Tengo ... años

Slide 23 - Tekstslide

Los pronombres (persoonlijke voornaamwoorden)

'Jij' en español:
A
Yo
B
C
Él
D
Nosotros

Slide 24 - Quizvraag

'Wij' en español:
A
B
Vosotros
C
Ellos
D
Nosotros

Slide 25 - Quizvraag

'Zij' (meervoud) en español:
A
B
Vosotros
C
Ellos
D
Yo

Slide 26 - Quizvraag

'U' en español:
A
Usted
B
C
Yo
D
Ella

Slide 27 - Quizvraag

'Jullie' en español:
A
Vosotros
B
Nosotros
C
Ustedes
D
Ellos

Slide 28 - Quizvraag

'Ik' en español:
A
Usted
B
C
Él
D
Yo

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de onbepaalde lidwoorden in het Spaans? (alle vier)

Slide 30 - Open vraag

Wat zijn de bepaalde lidwoorden in het Spaans? (alle vier)

Slide 31 - Open vraag

........ estudiantes están en la clase.
(de studenten zijn in de klas)
A
La
B
Un
C
El
D
Los

Slide 32 - Quizvraag

Lisa es ....... niña muy lista.
(Lisa is een slimme meid)
A
un
B
una
C
los
D
unos

Slide 33 - Quizvraag

Es ...... bicicleta de Julio.
(Het is de fiets van Julio)
A
el
B
los
C
las
D
la

Slide 34 - Quizvraag

Perdón, tengo ...... problema.
(Excuus, ik heb een probleem)
A
Una
B
Un
C
Unas
D
Unos

Slide 35 - Quizvraag

Verbos regulares terminando en -ar
Bailar, estudiar, viajar, escuchar, cantar, caminar, etc.
Yo + O
Tú + AS
Él/ella/usted + A
Nosotros + AMOS
Vosotros + ÁIS
Ellos/ellas + AN

Slide 36 - Tekstslide

Hoe maak je de stam van een regelmatig werkwoord op -ar?

Slide 37 - Open vraag

Yo (trabajar) en un supermercado.
A
Trabajas
B
Trabajo
C
Trabaja
D
Trabajamos

Slide 38 - Quizvraag

Mis hermanos (estudiar) filosofia.
A
Estudian
B
Estudiáis
C
Estudio
D
Estudiamos

Slide 39 - Quizvraag

Mi tía (cantar) muy bien.
A
Cantas
B
Canta
C
Canto
D
Cantáis

Slide 40 - Quizvraag

Mi familia y yo (caminar) cada domingo.
A
Caminamos
B
Camináis
C
Caminan
D
Camino

Slide 41 - Quizvraag

Nosotros (hablar) en inglés.
A
Habláis
B
Hablan
C
Hablamos
D
Hablo

Slide 42 - Quizvraag

Tú (bailar) la salsa.
A
Baila
B
Bailo
C
Bailas
D
Bailan

Slide 43 - Quizvraag

Vosotros (viajar) a España.
A
Viajan
B
Viajamos
C
Viaja
D
Viajáis

Slide 44 - Quizvraag

Viajar - Hablar - Estudiar - Bailar - Caminar -      Pagar - Trabajar - Comprar
Yo ...... turismo en Eindhoven.
Carlos y Carolina ...... en la discoteca.
Marta y Enrique ..... por la calle.
Los turistas ...... 3 euros por un billete de autobús.
Yo ....... un poco de español.
Señor Ramos, ¿.......... usted en la oficina de turismo.
Roberto ......... una bicicleta.
¿Vosotros ....... en avión a Franca?

Slide 45 - Tekstslide

Los deberes
Quizlet:
Vervoegen regelmatige werkwoorden -ar + ser+ tener



Schrijfopdracht in Teams (inleveren vóór a.s. woensdag)

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

¡Hasta la próxima semana!

¡Adiós!

Slide 48 - Tekstslide