Toets: Pruiken en Revoluties

Oefentoets H2: Pruiken en Revoluties
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H2: Pruiken en Revoluties

Slide 1 - Tekstslide

Bij welk begrip uit dit hoofdstuk past deze afbeelding het best, leg je antwoord uit.

Slide 2 - Open vraag

Uit welke stand zou de tekenaar van deze afbeelding komen? Leg je antwoord uit.

Slide 3 - Open vraag

Lees de bron.
In welk opzicht betekent deze uitspraak van Lodewijk XIV een discontinuïteit?
Kies het juiste antwoord.

A
Lodewijk XIV wil na de dood van Mazarin alleen regeren en geeft zijn Staatssecretarissen de opdracht om onderhandelingen met het buitenland te openen.
B
Lodewijk XIV is na de dood van Mazarin van plan om minder rekening te houden met de godsdienstige belangen van de Hugenoten.
C
Lodewijk XIV grijpt na de dood van Mazarin de macht en wordt een verlicht absoluut vorst.
D
Lodewijk XIV wil na de dood van Mazarin helemaal alleen regeren en zijn ambtenaren moeten zijn besluiten uitvoeren

Slide 4 - Quizvraag

Laat met een voorbeeld uit de bron zien dat Lodewijk XIV een absoluut vorst was, laat in je antwoord zien dat je weet wat een absoluut vorst is.

Slide 5 - Open vraag


A
In deze roerige tijden kon een man als Napoleon, met grote macht over het leger, de macht grijpen.
B
Als gevolg van de verlichte denkbeelden gingen mensen zich verzetten tegen de oude standenmaatschappij en brak tenslotte de Franse Revolutie uit.
C
Door filosofen als John Locke en Voltaire werd het volk opgeroepen om in opstand te komen tegen het verlichte absolutisme.
D
Veel vorsten namen de ideeën van de Verlichting over zodat er een overgang kwam naar de vroegmoderne tijd.

Slide 6 - Quizvraag


A
was de grootste stand en bestond uit burgers, ambachtslieden en boeren. Zij waren allemaal belastingplichtig.
B
was nog onderdeel van het oude feodalisme en moest veel herendiensten op het land verrichten.
C
had helemaal niets in te brengen, zij moesten allemaal hard werken en hoge belastingen betalen.
D
maakte ongeveer 90% van de bevolking uit. Zij leden onder de horigheid die tijdens het Ancien Regime gewoon bleef bestaan en waren allemaal leenmannen van Lodewijk XIV.

Slide 7 - Quizvraag


A
Door de grote uitgaven van Marie Antoinette was Lodewijk XVI niet meer in staat om de grondwet te ondertekenen.
B
De verkwistingen van koningin Marie Antoinette waren haar onderdanen een doorn in het oog. Het is daarom niet vreemd dat deze spotprent over haar verschenen is, die verwijst naar haar grote geldzucht.
C
Marie Antoinette werd door haar onderdanen als een onnozele geldverslindende snol gezien en werd het mikpunt van spot van het ontevreden volk dat alle belastingen opbracht, maar verder geen politieke invloed had.
D
Door haar uitgavenpatroon werd Marie Antoinette het mikpunt van spot onder de adel die jaloers was op het vele geld dat de schatkist instroomde en dat de koning en zijn vrouw uitgaven.

Slide 8 - Quizvraag

Lees de bron.
Hoe ziet abbé Sieyès de driestandenmaatschappij?
Kies het juiste antwoord.

A
Sieyès is het wel eens met de driestandenmaatschappij, maar hij wil meer invloed voor de derde stand.
B
Sieyès wil de driestandenmaatschappij behouden als de derde stand maar de macht krijgt.
C
Sieyès is tegen de driestandenmaatschappij, omdat hij vindt dat de adel en de geestelijkheid de derde stand, de zieke man, nog zieker maken.
D
Sieyès vindt dat de driestandenmaatschappij opgeheven moet worden, want de derde stand die de belangrijkste is heeft niets in te brengen en de eerste en de tweede stand ziet hij als kwaadaardige ziekte.

Slide 9 - Quizvraag


Slide 10 - Open vraag


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de bron, een anonieme tekening uit 1814, over de verhouding tussen Napoleon en de rest van de wereld. Leg in je eigen woorden uit wat de betekenis is van deze afbeelding.

Slide 12 - Open vraag

Bekijk de bron. Deze prent is gemaakt enkele dagen na de dood van Lodewijk XVI, in 1793.
a.Welke mening heeft de tekenaar over de dood van Lodewijk XVI? Leg je antwoord uit aan de hand van de bron.

Slide 13 - Open vraag

Bekijk de bron. Deze prent is gemaakt enkele dagen na de dood van Lodewijk XVI, in 1793.
Leg uit dat de standplaatsgebondenheid van de tekenaar invloed heeft gehad op de bron.

Slide 14 - Open vraag

A. Napoleon
B. John Locke

C. Montesquieu


D. Lodewijk XIV


E. Colbert

1. Een overvloed aan geld in de staat is het eenvoudigste en enige dat het verschil maakt op het gebied van grootsheid en macht.

2. De staat dat ben ik.

3. Als de wetgevende macht verenigd is met de uitvoerende macht in één persoon of in een bestuurlijk lichaam, dan is er geen vrijheid, omdat men moet vrezen dat dezelfde monarch of senaat die tirannieke wetten uitvaardigt ze ook tiranniek zal uitvoeren.

4. Op de troon geroepen door de stem van het volk, is mijn stelregel altijd geweest; vrij baan voor het talent, zonder onderscheid van stand.

5. Niemand dus, geen individuen, geen kerken, nee zelfs geen gemeenschappen, heeft het recht om de burgerrechten en de bezittingen van de ander te schenden in naam van religie.

Slide 15 - Sleepvraag

Bekijk de bron. Een tekening uit 1813.
Welke gebeurtenis wordt er gevierd in de bron? Leg je antwoord uit met behulp van een beeldelement.

Slide 16 - Open vraag


Slide 17 - Open vraag

bekijk de bron
a. Welke gebeurtenis zie je op deze afbeelding.
b. leg uit dat deze gebeurtenis een belangrijke oorzaak was voor het uitbreken van de Franse Revolutie

Slide 18 - Open vraag