Basis ICT woordenschat: onderdelen van de computer les 1
1 / 40
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
ICT: waar denk
je dan aan?
je dan aan?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat is dit?
A
de touchpad
B
de laptop
C
het toetsenbord
D
het beeldscherm
Slide 15 - Quizvraag
A
de muis
B
het beeldscherm
C
de linker muisknop
D
de rechter muisknop
Slide 16 - Quizvraag
A
de muis
B
het touchpad
C
de USB-poort
D
de iPad
Slide 17 - Quizvraag
A
de oplader
B
de koptelefoon
C
de Usb-stick
D
de ipad
Slide 18 - Quizvraag
A
de touchpad
B
de muis
C
de USB-poort
D
de Webcam
Slide 19 - Quizvraag
A
het toetsenbord
B
de computer
C
het touchpad
D
de aan / uitknop
Slide 20 - Quizvraag
A
de muis
B
het beeldscherm
C
de touchpad
D
de ipad
Slide 21 - Quizvraag
Dit is een
Slide 22 - Open vraag
Dit is een
Slide 23 - Open vraag
Dit is een
Slide 24 - Open vraag
Dit is een
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Open vraag
Dit is een
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Open vraag
Welke woorden
heb je onthouden?
heb je onthouden?
Slide 31 - Open vraag
Een laptop heeft:
Een laptop heeft niet:
Slide 32 - Sleepvraag
Je werkt er bijna elke dag op
Slide 33 - Open vraag
Dit kun je gebruiken als je iets op wilt slaan.
Slide 34 - Open vraag
Het is vaak zwart
Het heeft knopjes
Het heeft letters
Het heeft knopjes
Het heeft letters
Slide 35 - Open vraag
Je hebt dit nodig als de batterij leeg is
Slide 36 - Open vraag
Hoe heet de camera van de iPad.
Slide 37 - Open vraag
Het heeft een scherm, toetsenbord en webcam.
Slide 38 - Open vraag
Word, Excel zijn ..........
