Oefenen kruisingen en stambomen

Oefenen kruisingen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

Beste leerling uit 3M,
Kruisingen en stambomen komen in het eindexamen biologie vaak terug. Ze zullen ook in de toets van komende toetsweek zitten. Daarom oefenen we ze extra goed!
 Zorg er voor dat je deze vragen geconcentreerd en aandachtig maakt. 

Wat heb je nodig?
  • Pen en papier voor uitwerkingen 
  • Concentratie 

 

Slide 2 - Tekstslide

SUCCES! 

Slide 3 - Tekstslide

Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.

Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype Aa
C
Beide hebben genotype aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 4 - Quizvraag

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind albinisme heeft?

A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 5 - Quizvraag

Bij cavia's komen genen voor die we aanduiden met R en r. De aanwezigheid van het gen R geeft vlekken op de vacht. Twee cavia's, Snuf en Snuitje, krijgen jongen. Deze jongen hebben de genotypen RR, Rr en rr.

Wat zijn de genotypen van Snuf en Snuitje?

A
RR & Rr
B
RR & rr
C
Rr & Rr
D
Rr & rr

Slide 6 - Quizvraag

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben
A
van niemand
B
1 en 2
C
3 en 5
D
alleen 5

Slide 7 - Quizvraag

Het kunnen rollen van je tong (afbeelding) is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.

Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
Dit kun je niet weten

Slide 8 - Quizvraag

Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont
(zwartbont = Z en roodbont = z). Uit twee zwartbonte ouders ontstaat een roodbont kalf.

Welke genotypes hebben de ouders dan?
A
Zz en Zz
B
ZZ en ZZ
C
ZZ en zz
D
zz en ZZ

Slide 9 - Quizvraag

Bij een dier zijn de volgende eigenschappen bekend:

A = krullend haar
a = sluik haar

Bij welke kruising is de kans het grootst op zoveel mogelijk jongen met sluik haar?

A
Aa x aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x Aa

Slide 10 - Quizvraag

Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het allel voor B bruine ogen is dominant over het allel voor b blauwe ogen.

Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
A
Alleen BB
B
Alleen Bb
C
Bb of bb
D
Bb of BB

Slide 11 - Quizvraag

De Manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A.
Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte.

Wat is het genotype van een levende staartloze kat?
Geef dit aan met een cijfer en ligt het toe:
1. AA 2. aa 3. Aa





Slide 12 - Open vraag

Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

A
1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
D
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

Slide 13 - Quizvraag

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 14 - Quizvraag


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 15 - Quizvraag

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 17 - Quizvraag

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 18 - Quizvraag


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 19 - Quizvraag


Twee witte Leghorns kippen worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 20 - Quizvraag

Uit welke stamboom kun je afleiden dat de eigenschap 'rode bloemen' zeker door een dominant allel wordt veroorzaakt? .

A
stamboom A
B
stamboom B
C
stamboom C
D
stamboom D

Slide 21 - Quizvraag

Uit welke drie personen van deze stamboom
kun je afleiden welk fenotype dominant is?

Slide 22 - Open vraag


Stambomen
Welk kind is afwijkend?
A
Kind 11
B
Kind 6
C
Kind 17
D
Kind 19

Slide 23 - Quizvraag


Stambomen
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide ouders hebben genotype AA
B
Beide ouders hebben genotype Aa
C
Beide ouders hebben genotype aa

Slide 24 - Quizvraag


3.5 Stambomen
Welke is dominant?  
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het genotype van
nummer 7 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 26 - Quizvraag

The end 
Goed gewerkt! 
Ik ben super trots op jou. 

Slide 27 - Tekstslide